Thesis: Hoe kwetsbaar en hoe veerkrachtig is de Belgische kust ten opzichte van overstroming, stormvloed, en stijging van het zeewater?

1 Inleiding

In de inleiding worden minstens volgende aspecten behandeld: – Formulering van de probleemstelling en situeren van het onderzoeksprobleem in de veiligheidscontext; – Formulering van de concrete onderzoeksvragen – Relevantie (voor het vakdomein en op maatschappelijk vlak) – Beschrijving en verantwoording van de onderzoeksmethodiek; – De grenzen, moeilijkheden en eventuele beperkingen van het onderzoek;

NIEUW DEEL

Het gemiddelde zeeniveau is toegenomen in de zuidelijke Noordzee in de afgelopen eeuwen. Er wordt door voor verschillende onderzoeken en rapporten een toename van de het zeewaterniveau gesteld. Voor de toekomst wijzen de meeste prognoses op een gematigde stijging van de stormactiviteit in het gebied (voor de Belgische en Nederlandse kust) met bijbehorende veranderingen in stormvloeden en golfklimaat. Deze veranderingen zullen aan de verwachte toekomstige stijging van de zeespiegel bijdragen leveren, wat leidt tot een verhoogd risico van de stijging van de zeespiegel (Druk op de kustbescherming). Dit laatste heeft gevolgen voor de veiligheid, waardoor er actief nagedacht moet worden over kustbescherming en alternatieve strategie??n.(Weisse, von Storch, Niemeyer, & Knaack, 2012)

15 procent van het oppervlakte in Vlaanderen ligt lager dan 5 meter boven het zeeniveau. (TAW). Bovendien is onze kust ook zeer dichtbebouwd (POPULULATIE DATA + BRON TOEVOEGEN) met 50% van de strook van 1km landinwaarts is bebouwd aan de Belgische kust. Ook industrie en havens zijn gevestigd aan de kustlijn wat maakt dat de kustlijn kwetsbaar is voor socio-economische gevolgen van een overstroming. (Verwaest, DeWolf, Mertens, Mostaert, & Pirlet, 2013)

15% van het Vlaamse oppervlak ligt ook lager dan 5 meter boven de gemiddeld zeeniveau. Dit maakt van de kustzone en het hinterland hierachter een kwetsbare zone. (ZIE FIGUUR NR X) Veranderingen in het klimaat en de stijging van de zeespiegel zorgen voor nieuwe uitdagingen en kunnen verregaande sociaaleconomische gevolgen hebben voor de kustomgeving. Het toenemende risico op overstromingen zorgt voor een impact op de kustbewoning, industrie, rioleringssystemen en insijpelen van zoutwater in het grondwater. Een ge??ntegreerde aanpak is nodig om de veiligheid van de gehele kust te garanderen. Tegen 2100 wordt verwacht dat het zeeniveau 60 cm gestegen is. Hevigere stormen zullen de Belgische kust bereiken. Een goede ontwikkeling van zeewering en kustbescherming, eventueel in balans met recreatieve en ecologische maatregelen, moeten en zijn de beleidsdoeleinden voor de Belgische kust. Dit wordt ook opgenomen in het Masterplan Kustveiligheid van de Vlaamse regering. Daarin staat uitdrukkelijk de kust te beschermen tegen een storm die eens om de 1000 jaar voorkomt. (Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust, 2011)

Overstromingsgevaar, inclusief overstromingsgevaar aan de kust veroorzaakt door stormen, wordt aanzien als een van de belangrijkste natuurlijke gevaren voor het humanitaire en economisch verlies. De klimaatverandering en de daar bijkomstige voorkomen van meer stormen zorgt voor meer kwetsbaarheid van de kustzone. De demografische groei en toegenomen economische activiteit aan de kust maakt dat de Vlaamse overheid actie moet ondernemen en maatregelen moet treffen voor de bescherming tegen de stijging van de zeespiegel en extreme weersomstandigheden. (Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust, 2011) Deze laatste twee zijn namelijk de grootste oorzaak van overstromingen. In 2007 wordt gesteld dat de gehele kustlijn in Belgi?? maar voor 1/3de voldoende beschermd is. (Canters, Vanderhaegen, Khan, Engelen, & Uljee, 2014) Verschillende studies belichten de kwetsbaarheid van de Belgische kustbescherming en de inadequate beleidsplannen en beleidsdoeleinden. (WAAROM? Jaartal mee te maken?) Deze bezorgdheden werden dan ook geremedieerd in het Masterplan Kustveiligheid. Het doel van het Masterplan Kustveiligheid is de kustbescherming tot een niveau van een 1000-jarige storm te brengen en te anticiperen op een zeespiegelstijging van 30 cm tegen het jaar 2050. (Waarom 1000 jarige storm?)

Een indicator voor de veiligheid van de kust te garanderen is de windsnelheid voor de kust. Door de klimaatverandering kennen we een intensiteit in windsnelheid, grotere frequentie van stormen en verandering in windpatronen. (IPCC, 2013) Hierdoor stijgt de kans op overstromingen en moet men hierdoor voldoende zeewering plaatsen ter reductie van het risico. Verschillende van de Zuidelijke Noordzee ‘ de Belgische kust ‘ zijn onder het hoogwaterpeil gelegen. Extremere weersomstandigheden zoals noodweer, springtij en hoge windsnelheden cre??ren risico voor de bewoners, de gebouwen en de industrie. Ook het hinterland is onderhevig aan deze risico’s. (Maelfait & Belpaeme, 2007)

OPLOSSING: verhoging en versterking van de zeewering enerzijds, anderzijds het langer maken van de stranden d.m.v. zandsuppletie. Zie later)

Tussentijdse conclusie:

Om de overstromingsrisico’s, de noodplanning bij overstromingen en adequaat zeeweringsplan op te stellen, is het belangrijk om de evolutie van de zeespiegelniveau op te volgen. Dit niveau wordt namelijk be??nvloed door verschillende factoren waaronder de klimaatopwarming. De zeespiegel stijgt hierdoor. Eveneens door de klimaatopwarming kennen we meer stormfrequenties. Bij een storm verhogen de golven en de wind de waterstand op zee sterk. Het is dus van belang de situatie op te volgen voor een effectieve en effici??nte plaatsing en onderhoud van kaaimuren, zeedijken en natuurlijke zeewering. (Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust, 2011)

1.1 Probleemstelling

De probleemstelling die wordt onderzocht, kadert in het beter begrijpen van hoe overheidsinstellingen en kustomgevingen kunnen evolueren in een onstabiel klimaat. Veerkracht is het vermogen om te reageren en een antwoord te bieden op onzekere, volatiele en snel veranderende omgevingen (schokken, rampen, klimaatverandering, extreme weersomstandigheden). (Hassink, 2005; MacKinnon, Cumbers, Pike, Birch, & McMaster, 2009; Pike, Dawley, & Tomaney, 2010; Swanstorm, 2008) Het is de capaciteit om ongunstige gebeurtenissen te kunnen weerstaan door negatieve effecten te absorberen en de huidige koers van de instelling of omgeving te behouden. (Pike et al., 2010) Sommige auteurs voegen aan deze veerkracht toe de capaciteit om radicaal te evolueren en een nieuwe ‘koers’ aan te gaan.
Verschillende auteurs stellen dat veerkracht het vermogen van een organisatie of een omgeving is om interne en externe schokken te overwinnen en terug te keren naar een stabiele toestand. (Boschma, Van Oort, & Balland, 2011) Volgens Altinas and Royer (2009) is veerkracht de capaciteit om te behouden of terug te keren naar een dynamische stabiele toestand om activiteiten voort te zetten na een ernstig incident (dijkbreuk, overstroming, etc). Om de probleemstelling op te lossen, moet er gekeken worden naar factoren die veerkracht bij kustomgevingen en haven kunnen bewerkstelligen. Denkpistes hiervoor zijn het onderzoek naar de systemen van autoriteit zijnde federale en lokale overheden, de financi??le middelen die ter beschikking staan en de ontwikkeling van nieuwe strategie??n zoals innovatieve beschermingsmiddelen en de diversiteit van verschillende activiteiten ter reductie van risico’s waaronder het Masterplan Kustveiligheid.
In deze benaderingen zorgt veerkracht voor het vermogen om te weerstaan aan en het beheren van verstoringen in de kust- en havenomgeving. (Gilly, Kechidi, & Talbot, 2014)

1.2 Situering

Deze thesis tracht op zoek te gaan naar hoe op lange termijn veerkracht bereikt kan worden en welke implicaties dit kan hebben voor onderzoek en praktijk. Er wordt verwacht dat toekomstige stormen groter in omvang en destructiever zullen zijn en dus minder beheersbaar. Gegeven de tekortkomingen argumenteren onderzoekers dat er meer nood is aan de ontwikkeling van uitgebreide en bredere, veerkrachtige mechanismen vanwege om te gaan met veranderende risico’s en aandacht te geven aan het raakvlak tussen fysieke/natuurlijke wereld en de sociale wereld. Er is een toename in onderzoek naar veerkracht, maar weinig naar de toepasbaarheid in het beheer van noodsituaties, de context en het beoordelen van nieuwe types van impactvolle bedreigingen en schokken. De zoektocht naar de eigenschappen en toepassing van veerkracht zijn waardevol voor de maatschappij wanneer deze geconfronteerd wordt met nieuwe bedreigingen, onverwachte schokken, crisissituaties en moeilijkheden voor organisaties.

Kwetsbaarheid is een determinant van de vatbaarheid of de gevoeligheid van mensen, informatie en infrastructuur die waarde kennen of die capaciteiten en mogelijkheden ondersteunen. voor een bedreiging. Het identificeren, het verkennen en het evalueren van zwakten die een bedreigingen veroorzaken, is de studie van kwetsbaarheid of vulnerability. (Talbot & Jakeman, 2009)

Kwetsbaarheid kan beschouwd worden als een functie van toegankelijkheid, afschrikking, een graad van robuustheid of het vermogen om aanval te weerstaan. (Talbot & Jakeman, 2009) Bij het evalueren of classificeren van een gebeurtenis of element kan men de kwetsbaarheid inschatting toepassen. (Durling, Price, & Spero, 2005)

1.3 Onderzoeksdoelstelling

De doelstelling van deze thesis is eerst een beschrijving te geven van de bestaande literatuur met alle risico’s en gevaren van overstromingen, stijging van de zeespiegel en stormvloed. Vervolgens wordt het wettelijk kader uitgelegd ter begrijpen van de institutionele context en beleid. Hierna zal getracht worden oplossingen te voorzien om de kwetsbaarheid van de Belgische kust te reduceren. Dit zal onderzocht worden aan de hand van alternatieve maatregelen, risico management modellen en veerkracht. Aangezien er een storm van dergelijke omvang over de Belgische kust, zullen deze concepten ook toegepast worden op de case van de Sinterklaasstorm.

1.4 Onderzoeksvraag

1.5 Deelvragen in het onderzoek

1.6 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie

Het kritisch niveau dat de Nederlandse zeedijken aankunnen mag volgens de bestaande wettelijke normen eens in de 10.000 jaar worden bereikt. De waterstand die bij een zware storm in combinatie met springvloed (de hoogste stand die het getij kan bereiken) mag volgens de vastgestelde norm met een kans van 1 op 10.000 (0,01%) tegen de grenzen van een overstroming komen. Klimaatonderzoekers kunnen op grond van deze gegevens bij benadering berekenen bij welke windsnelheden dergelijke extreme waterstanden bereikt worden. Vertaald in wind zou in het huidige klimaat volgens modelberekeningen eens in de 10.000 jaar gemiddeld over 12 uur op een hoogte van ongeveer 2 kilometer een windsnelheid worden bereikt van 170 km/uur, een superstorm van orkaankracht die boven de Noordzee nog nooit gemeten is. Wordt het broeikaseffect erbij betrokken dan zou de frequentie voor een gemiddelde wind van minstens 170 km/uur toenemen naar eens in de 1000 jaar. Eens in de 10.000 jaar wordt dan een gemiddelde wind van zo’n 200 km/uur bereikt. (KNMI, 2015) In Belgi?? hebben we zulke wettelijke normen niet, maar deze wetten en gegevens kaderen wel in de onderzoeksvraag.

Er zijn een aantal stormen geweest met ernstige schade en overstromingen langs de Noordzeekustlijn. Twee van de meest recente voorbeelden zijn de stormen van 31 januari op 1 februari 1953 in Nederland en 16 op 17 februari 1962 in Duitsland. Terwijl de storm in 1953 in verband werd gebracht met een uitzonderlijk hoge windsnelheden boven de ondiepe continentale plaat (ondiep gedeelte van de zeebodem dat Groot-Brittanni?? verbind met Europa) toonde de storm van 1962 slechts matige windsnelheden. In beide gevallen veroorzaakten de stormen extreme stormvloeden. (Weisse et al., 2012) Deze stormen worden als voorbeeld gebruikt in de wetenschap als een grootschalig falen van kustbescherming te wijten aan de slechte kustverdediging infrastructuur.

In Belgi?? heeft men sindsdien verschillende ‘harde’ en ‘zachte’ maatregelen genomen om zich te beschermen tegen zulke stormen en stormvloeden. In een traditionele benadering gebruikte men harde kustverdedigingsinfrastructuur zoals golfbrekers, zeemuren, dijkmuren, beschoeiingen, grind en het aanbrengen van rotsen. Na de jaren ’60 gebruikt men een ander benadering: het kunstmatig verlengen van het strand of het aanbrengen van extra zand met name zandsuppletie. (Charlier & De Meyer, 1989) De vraag die men kan stellen is of dat deze maatregelen voldoende veerkrachtig zijn om een storm of stormvloed te weerstaan.

Vanwege klimaatverandering is een van de verwachtingen een toename van de frequentie en de intensiteit van weersomstandigheden zoals stormen en de stijging van de zeespiegel. De mogelijke escalatie, de frequentie en de resulterende impact van klimaatverandering leidt tot argumentering dat toekomstige strategie??n rond het beheer van noodsituaties gebaseerd moeten zijn op het concept veerkracht. (UITLEGGEN WAAROM) Echter is er relatief weinig geweten rond de limieten van de benadering van conventioneel beheer van noodsituaties en factoren die leiden tot veerkracht. Het is gebleken dat sommige events van ongekende ernst tot ver buiten de capaciteit van de routine beheer van noodsituaties valt van organisaties die deze situaties beheren.(Linnenluecke & Griffiths, 2013) In het licht van de klimaatverandering waarvan een stijging van de zeespiegel en stormen van veel grotere omvang zijn voorspeld, baren wetenschappers meer zorgen om de toenemende frequentie en intensiteit van kustoverstromingen. (Gaslikova, Schwerzmann, Raible, & Stocker, 2011)

Nieuwe probleemstelling
Hollnagel
Kwetsbaarheid
Veerkracht
Sinterklaasstorm

1.7 Opbouw

In het dit hoofdstuk van de thesis wordt IETS ANDERS toegelicht. Ten eerste geeft dit een overzicht van het domein van het onderzoek, inclusief de veranderingen en de reden waarom overstromingen en de stijging van de zeespiegel zich voordoen. Vervolgens gaat het onderzoek over het managen van kustverdediging en de verschillende opties en ontwikkelingen voor de verdediging van de kust. Ten laatste zullen er interviews uitgevoerd worden met experts voor sleutelinformatie te verwerven.

2 Methodologie

2.1 Literatuuronderzoek

De keuze voor literatuuronderzoek maakt duidelijk welk paradigma of welke waarden ten grondslag liggen van de onderzoeksvraag. (Mortelmans, 2009) De bedoeling is dan ook om met deze thesis een denkkader weer te geven omtrent oorzaken en gevolgen van kwetsbaarheid aan de Belgische kust.
Het onderzoek zelf sluit aan bij een bredere onderzoekstraditie van andere wetenschappers en academici die onderzoek doen naar de concepten veerkracht en kwetsbaarheid. Deze thesis heeft als doel cumulatief te werk te gaan. Ik zal geen replicatie doen van huidig onderzoek, maar verkennend en theoretisch te werk gaan hoe deze twee concepten kunnen aansluiten bij de onderzoeksvraag en hoe men oplossingen kan voorzien voor overstromingen, stijging van de zeespiegel en stormvloeden.
De keuze voor een literatuurstudie komt ook voort uit het verwerken van wat anderen hebben geschreven. We gaan dan op zoek naar de blinde vlek in de wetenschap en zorgen we voor het uitschrijven van een conceptueel kader. De twee concepten worden wel gebruikt voor de analyse van risico’s.

De meeste data en literatuur komt van verschillende overheidsrapporten en Belgische onderzoekers. Sommige informatie komt uit het departement Maritieme Dienstverlening en Kust en milieurapporten (MIRA). Voornamelijk het Masterplan Kustveiligheid verleent essenti??le data als leidraad voor de thesis. Dit rapport omhelst drie belangrijke topics: het doel om de Belgische kustlijn op lange termijn te beschermen, rekening houdend met de klimaatverandering en stijging van het zeeniveau; welke maatregelen er gekozen zijn en hoe de Vlaamse overheid de geplande maatregelen zal realiseren. Ook het Co??rdinatiepunt Duurzaam kustbeheer werd geraadpleegd.
Verder worden er belangrijke documenten van de Europese Commissie, onafhankelijke onderzoekers en het Intergovernmental Plan on Climate Change gebruikt voor het deel klimaatopwarming toegelicht.
Daarnaast wordt er informatie gebruikt uit verschillende risico analyses voor kust bescherming voor de huidige en toekomstige Belgische kust in de regio van de Noordzee. Verschillende analyses van zeespiegelstijging en overstromingen komen hieruit naar boven.
Tenslotte zijn ook nieuwsbronnen gebruikt. Deze zijn enkel gebruikt bij de case van de recente Sinterklaasstorm.
De lijst van bronnen die geraadpleegd worden, vindt u achteraan de thesis in de bibliografie.

Er zijn ook enkele nadelen aan het gebruik van literatuurstudie verbonden. Maxwell (2005) stelt dat enkel het lezen en het samenvatten van de bestaande literatuur het gevaar kan hebben dat de onderzoeker de eigen ervaringen en intu??ties laat varen in zijn onderzoek omdat deze niet in de literatuur passen. Hij bedoelt hiermee dat je niet alles kan vinden in de gepubliceerde wetenschappelijke bronnen en dat ik dus ook andere bronnen zal moeten raadplegen om de stelling van de thesis uit te werken. Het louter samenvatten kan ook uitdraaien op verschraling, daarom is een creatieve omgang cruciaal voor het goede verloop van het onderzoek en de thesis. In volgende paragraaf worden ook de methodologie ‘interview’ toegelicht om hier aan te remedi??ren. (Mortelmans, 2009)

2.2 Interviews

Een deel van de informatie voor de thesis wordt gewonnen uit niet-gestructureerde open interviews met experten. De beslissing om ook interviews te doen met experten over overstromingen komt uit de noodzakelijkheid om informatie te winnen dichtbij het proces van het managen van overstromingen en kustverdediging. Elk interview hanteert andere invalshoeken en ging andere richtingen uit. (Mortelmans, 2009) Op voorhand was een beknopte topiclijst wel voorhanden. Verder is het verkrijgen van dit waardevol inzicht van de vooruitgang van de kustverdediging iets wat je enkel met experten kan verkrijgen. Literatuuronderzoek kan niet de gehele thesis beslaan en niet elk onderzoekdeel voldoende antwoord bieden. Interviews is een methode van kwalitatief empirisch onderzoek dat toelaat de kennis van een expert te laten bijdragen aan deze thesis. Het doel van het interview zal dan ook zijn om de kennis van de expert te reconstrueren en verwerken in de thesis. De interviews met deskundigen hebben het voordeel om over actuele topics meer informatie te verzamelen. Over het topic van de Sinterklaasstorm in 2013 heeft dit zeker geholpen.

Om dit te doen, worden experten gekozen die voldoende kennis van zaken hebben:

– Tina Mertens
Ex werknemer Assistent Directeur Vlaams Instituut voor de Zee
– Daphne Thoon
Ingenieur bij Team Ontwikkeling Kust, afdeling Kust.
– Hannelore Maelfait
Adjunct adviseur, Provincie West-Vlaanderen; Gebiedswerking Kust
Co??rdinatiepunt Duurzaam Kustbeheer (CDK)
Co??rdinatiepunt Ge??ntegreerd Beheer van Kustgebieden
– Anne Martens
Arrondissementscommissaris bij Vlaamse Overheid
Leidinggevende Dienst Noodplanning West-Vlaanderen
– Toon Verwaest
Vlaams Ministerie Mobiliteit en Openbare Werken; Departement Mobiliteit en Openbare Werken; Waterbouwkundig Laboratorium; Kust en Maritieme Toegangswegen
Co??rdinator Kust en Maritieme Toegangswegen
Onderzoeker Masterplan Kustveiligheid

De interviews verliepen telefonisch. Een voordeel is dat de interviewer weinig tijd verliest met persoonlijke ontmoetingen. Dit wordt ook zeker aangegeven door Toon Verwaest. Voor hem zou het bijvoorbeeld niet anders mogelijk zijn geweest. Een nadeel van van een telefonisch interview is dat er achtergrondgeluiden of storingen kunnen optreden. (Mortelmans, 2009) De gesprekken werden opgenomen met de applicatie ‘automatic call recorder’. In meeste gevallen werd er geopend met de vraag ‘Denkt u dat er een verandering moet komen in de omgeving of bij de mens omtrent de klimaatadaptatie en overstromingsrisico’s aan de kust’? of werd deze vraag gaandeweg gesteld. Met een open vraag om te starten, voelden de respondenten zich gewend aan de interviewsituatie. Betrekking bij het onderwerp werd opgemerkt. De vragen doelden voornamelijk naar de ervaringen die deze personen hebben bij het beleid omtrent kustverdediging. Er werd verder ook gepolst naar de experten hun visie. Tijdens de uitleg over hun ervaring, kwam er vaak zijn of haar visie ook naar boven. Er werden ook kennisvragen gesteld aan de expert om ook een aantal zaken te verduidelijken. Elk interview kent valkuilen. Naar mijn oordeel verliepen de interviews zeer goed. Bij de afdeling kust verliep het interview ook goed, maar werd ik voornamelijk doorverwezen naar hun geschreven beleidsdocumenten of informatiebronnen van externen. De interviews werden verwerkt doorheen de thesis, maar voornamelijk bij de case van de Sinterklaasstorm en bij de discussie en aanbevelingen.
Alle ge??nterviewde personen gaven toestemming tot publicatie. De interviews verliepen zo neutraal mogelijk. De interviews zijn uitgetypt in het ‘verbatim’ principe voor grammatica, dus het is ‘letterlijk’ woord per woord uitgetypt wat de ge??nterviewde verteld. (Mortelmans, 2009) Stopwoorden zijn hierbij weggelaten of woorden die een accent inhouden. Ook dialecten zijn weggelaten. Dit heeft geen relevantie voor de thesis en bemoeilijkt het gebruik ervan. De zinsbouw van de ge??nterviewde is echter ongewijzigd. Zelden zal dit lastig zijn om te lezen. Het is ook daarom dat sommige zinsconstructies niet correct zijn. Hierdoor krijgt men wel de re??le transcripten van de gesprekken. De uitgetypte interviews vindt u achteraan in de bijlage.

3 Corpus

3.1.1 Begrippenkadering: veerkracht en kwetsbaarheid

We staan eerst stil bij het begrip ‘veerkracht’, vertaalt na het begrip ‘Resilience’ uit het Engels wat in de Engelstalige wetenschap gebruikt wordt als vakjargon.
In turbulente, verrassende, continu evoluerende omgevingen kunnen enkel flexibele, alerte en dynamische organisaties en omgevingen gedijen. Onstabiele omgevingen cre??ren uitdagingen. Soms wordt dit aanzien als negatief, maar Sutcliffe and Vogus (2003) argumenteren dat veerkrachtige organisaties in staat zijn positieve aanpassingen uit te voeren onder uitdagende omstandigheden.
In de literatuur vinden we hieromtrent ook twee verschillende opvattingen wat veerkracht betekent. In een eerste opvatting wordt veerkracht aanzien als simpelweg het vermogen om terug te kaatsen van onverwachte, stressvolle en nadelige situaties en de koers weer op te nemen van voor deze situatie. (Balu, 2001; Dutton, Frost, Worline, Lilius, & Kanov, 2002; Gittel, Cameron, Lim, & Rivas, 2006; Horne & Orr, 1998; Mallak, 1998; Robb, 2000; Rudolph & Repenning, 2002; Sutcliffe & Vogus, 2003)
Deze definitie komt overeen met de wetmatigheden van de natuurlijke wetenschappen waarin materiaal veerkrachtig is als het de mogelijkheid kent om terug de voorgaande staat aan te nemen. (Lengnick-Hall, Beck, & Lengnick-Hall, 2011)
In een tweede opvatting wordt veerkracht beschouwd als de mogelijkheid te profiteren van onverwachte uitdagingen en veranderingen.(Coutu, 2002; Freeman, Hirschhorn, & Maltz, 2004; Guidimann, 2002; Jamrog et al., 2006; Lengnick-Hall & Beck, 2003, 2005) Deze tweede opvatting gaat verder dan terug te keren naar gevestigde waarden. Hier gebruikt men veerkracht als een belangrijke factor om een organisatie of omgeving boven haar huidige middelen en capaciteiten uit te schieten en niet alleen te gebruiken om actuele problemen op te lossen, maar ook om kansen te benutten om verder een weerbare toekomst uit te bouwen. Bijgevolg wordt een veerkrachtig gebonden aan het vermogen om de complexiteit te absorberen en sterker uit een moeilijke nadelige situatie te komen.
Wanneer we veerkracht onderzoeken, neemt de notie van een nadelig ‘event’ of een nadelige gebeurtenis een centrale plek in. Dit event is algemeen gezien een schok, een breuk met de huidige gang van zaken, een breuk met de technologische, financi??le en organisatorische vooruitgang of wordt een event geassocieerd met een fenomeen (bijvoorbeeld een storm) dat sterkt genoeg is om schade te berokkenen. In het geval van kustoverstroming is de belangrijkste parameter het niveau van het zeewater. (Gaslikova et al., 2011)
We spreken algemeen dan van een crisis of een ernstig gebeurtenis waar niet op geanticipeerd is. (Gilly et al., 2014; Hamel & Valikangas, 2003; Hollnagel, 2006) Voorbeelden zijn een dijkbreuk, kusterosie, falende logistieke activiteiten, stormvloed en springtij.
Ten tweede bestaat er ook een lange termijn verandering in de omgeving, bijvoorbeeld de voorspelling van een superstorm die om de 1000 jaar zou voorkomen. Hierop kan wel geanticipeerd worden. Beide noties zijn niet hetzelfde, maar worden wel beide onderzocht in termen van veerkracht.

Algemeen lijkt veerkracht bedoeld voor iets meer acuut. Veerkracht of weerbaarheid verwijst naar datgene dat een schok weerstaat of limiteert, maar ook het anticiperen en dus het aanpassen aan deze schok. (Gilly et al., 2014)

3.1.2 Veerkracht en kwetsbaarheid volgens de Vlaamse overheid

De manier waarop de Vlaamse overheid een adaptatieplan zal toepassen verschilt tussen drie verschillende paradigma’s. Grotendeels gaat het Vlaamse adaptatieplan en beleid omtrent het reduceren van kwetsbaarheid en het verhogen van de weerbaarheid tegen de gevolgen van klimaatverandering en bijkomende overstromingsrisico’s. Aanpassen aan het klimaat kan nog meer indirecte voordelen opleveren zoals economische en maatschappelijke vooruitgang door middel van duurzame ontwikkeling. (Crabb??, 2011)

Welke keuze men maakt, heeft gevolgen voor het beleid. Zoals eerder vermeld bij veerkracht kunnen turbulente, verrassende, continu evoluerende omgevingen enkel flexibele, alerte en dynamische organisaties en omgevingen gedijen. Onstabiele omgevingen cre??ren uitdagingen. Soms wordt dit aanzien als negatief, maar Sutcliffe and Vogus (2003) argumenteren dat veerkrachtige organisaties in staat zijn positieve aanpassingen uit te voeren onder uitdagende omstandigheden.

Welke paradigma kiest men dan in Vlaanderen? Volgens onderzoek van Crabb?? (2011) uit het onderzoeksrapport van de Universiteit Antwerpen in opdracht van de dienst Milieurapportering van de Vlaamse Milieumaatschappij wordt vastgesteld dat er geen overheersend paradigma is. Kwetsbaarheid wordt in Vlaanderen begrepen als kwetsbaarheid van natuurlijke systemen zoals watersystemen waarbij bijvoorbeeld waterschade bij overstromingen problematisch ervaren wordt.
Hoe groter de perceptie van het adaptief vermogen, hoe groter de kans dat beleidsmakers de klimaatadaptatie zullen invullen als het beperken van de impacts, het vergroten van de weerbaarheid en het versterken van duurzame ontwikkeling: iets wat we ook in Vlaanderen zien gebeuren. (Crabb??, 2011, p. 36)

Zoals eerder vermeld, zijn veerkrachtige omgevingen in staat op schokken op te vangen en zo georganiseerd dat ze flexibel zijn. De klimaatadaptie wordt voor zowel kwetsbaarheid en veerkracht voornamelijk besproken bij het milieubeleid (Crabb??, 2011) en ruimtelijk ordening in Vlaanderen. (Verwaest, 2015) Duurzame ontwikkeling is hier het leidend principe van en is aanwezig in het beleid van de Vlaamse regering. Afhankelijk waar van toepassing, krijgt veerkracht en kwetsbaarheid meer of minder aandacht. (Crabb??, 2011) Kwetsbaarheid benadrukken kan in verhouding leiden tot meer aandacht voor sociaal zwakkere groepen, terwijl weerbaarheid meer de nadruk legt op het verzekeren van een evenwichtige werking van sociale systemen en ecosystemen. De keuze voor een benadering is afhankelijk van wie beslissingen neemt over adaptatie. (Crabb??, 2011, p. 36) De keuze voor een van de twee paradigma kan altijd wijzigen doorheen de tijd en zijn altijd afhankelijk van een trade-off tussen verschillende belangen.

3.2 Kwetsbaarheid van de Belgische kust voor overstromingen
3.2.1 De omgeving: De Belgische Kust

De Belgische kust is 67 kilometer lang en maakt deel uit van de zuidelijk Noordzee dat zich uitstrekt van Cap Blanc Nez (Noord-Frankrijk) tot in het westen bij de riviermonding van de Schelde (Nederland). De Belgische kustlijn is een macrogetijden kust: getijden verschillen meer dan 4 meter tussen elkaar, tussen 3,5 en 5 meter. In huidige omstandigheden kunnen windsnelheden het water nog 2 meter extra doen stijgen. (Malherbe, 2003; MUMM, 2015)

Door de ontwikkeling van toerisme kent de kustlijn een hoge populatiedichtheid. De gehele Belgische kustlijn kent kwetsbaarheden vanwege de hoge populatiedichtheid, infrastructuur en gebouwen. De Belgische kustlijn is van groot belang vanwege zijn toeristische, ecologische, economische en sociale waarde. (Malherbe, 2003)

De bescherming van de kust is een exclusieve bevoegdheid van de Vlaamse regering en valt onder de bevoegdheid van staatsecretaris van de Noordzee. De Kustlijn wordt jaarlijks gecontroleerd en elke 5 ?? 6 jaar wordt het gehele kustverdediging systeem herzien met een veiligheidscontrole. (European Commission, 2009)Hieruit blijkt dat nog enkele delen van de Belgische kustlijn niet voldoende veiligheid bieden en dat sommige delen niet voldoende bescherming bieden tegen stormen die om de 100 jaar voorkomen. (Verwaest, 2015)

Het Belgisch deel van de Noordzee is gesitueerd op het noordwestelijke deel van de Europese continentale plaat en beslaat 3600 vierkante kilometer of 0,6% van het algemene Noordzeeoppervlakte. Het wordt vaak vermeldt als de elfde provincie van Belgi?? omdat het 11% van de totale oppervlakte van Belgi?? beslaat. (Degraer et al., 2006) De gemiddelde diepte is 20 meter met een maximum van 45 meter op het diepste punt.

3.2.2 Klimaatverandering

Door de antropogene klimaatverandering (klimaatverandering veroorzaakt door de mens) zoals beschreven door het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), kunnen er lange termijn veranderingen veroorzaakt worden in de atmosfeer en hierdoor veranderingen teweegbrengen in wind-, golf- en stormvloedcondities van de oceanen.(IPCC, 2013) Dit kan een significante impact hebben op kusten en menselijke activiteiten die er doorgaan. (Gaslikova, Grabemann, & Groll, 2013) Delen van de dichtbevolkte en ge??ndustrialiseerde Belgische kust van de Noordzee, wat het onderzoek is van deze thesis, liggen licht boven of onder het zeewaterniveau en zijn beschermd door verschillende kustverdedigingen. Deze verdedigingen zijn kwetsbaar voor stormen en stormvloeden vanwege de stijging van het zeeniveau en de bijkomstige golven die een grote bedreiging vormen. Het onderzoek naar mogelijk veranderingen in het stormklimaat en de verdediging hiertegen is dan belangrijk voor het cre??ren van voorzorgmaatregelen. (Gaslikova et al., 2013) Men kan dan ook onderzoeken of onze kust veerkrachtig genoeg is om zware stormvloeden te weerstaan.

Stormvloed in de Noordzee is een van de bedreigingen voor kustinfrastructuur en de bescherming van de inwoners van kustgemeenschappen. (Gaslikova et al., 2013) Door de klimaatverandering is de bedreiging van grotere stormvloeden vergroot vanwege de verandering in het windklimaat. Er wordt verwacht dat toekomstige verandering in de windkracht ook het water zal doen stijgen. Het risicovol gebied waarneemt u op onderstaande figuur. (Gaslikova et al., 2013)

Figure 1 Omgeving die gevaar loopt voor overstromingen en stormvloed.

De stijging van de zeespiegel door de klimaatsverandering zorgt voor een gevaar voor laaggelegen kustomgevingen zoals de Belgische kust. Dit gevaar wordt veroorzaakt door een combinatie van verschillende factoren zoals extremere getijden (springtij), een stijging van het zeeoppervlak veroorzaakt door onder andere grote windsnelheden, een lage atmosferische druk of door wind gecre??erde golven veroorzaakt door hoge windsnelheden. (Weisse et al., 2012)
Een lange termijn verandering in een van deze factoren kunnen het gevaar van de stijging van de zeespiegel substantieel verhogen. Een lange termijn verandering in de stijging van het zeeniveau zoals geobserveerd de laatste 100 jaar of zoals geassocieerd met de klimaatsverandering zal een impact hebben het verdedigen van de Belgische kust. (Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust, 2011) Naast een natuurlijke zeewering door duinen is er ook nood aan voldoende hoge en sterke zeeweringen zoals kaaimuren en versteende zeedijken.
Verschillende factoren leiden er toe dat de zeespiegel wijzigt. Verschillende processen zoals platentektoniek, hoek van de zon ten opzichte van de evenaar, springtij en laagtij, eb en vloed, golven en het volume water in de oceaan bepalen allen het zeewaterniveau. (Maelfait & Belpaeme, 2007)

Table 1 Zeespiegelstijging voor de drie meetstations aan de Belgische kust, 1937 – 2003

Uit cijfer opgevraagd uit Duurzaamheidsbarometer voor de Kust, een initiatief van het Co??rdinatiepunt Duurzaam Kustbeheer, in samenwerking met het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) kan men opmerken dat uit bovenstaande tabel dat het zeewater niveau aan onze kust gestegen is. (Co??rdinatiepunt Duurzaam Kustbeheer, 2008c)

De opwarming van het klimaat te wijten aan een klimaatverandering zorgt voor de stijging van de zeespiegel door thermale expansie van het zeewater en door het smelten van landijs. Globaal gezien stijgt het zeewaterniveau tussen 1971 en 2010 gemiddeld 2 mm per jaar. Deze stijging liep echter een versnelling op tussen 1993 en 2010 met 3,3 mm per jaar. (IPCC, 2013) In Belgi?? is het gemiddelde zeeniveau in de periode van 1927 en 2006 gestegen met 1,69mm per jaar waarna dit opliep met vanaf 1992 met 4,41 mm per jaar. (Van den Eynde, De Sutter, & Haerens, 2012; Verwaest et al., 2013) Deze stijging is ook hoger bij hoogwater dan bij laagwater.
Zoals later gesteld, zorgt klimaatverandering bij ons niet voor een toename van de frequentie, noch de verhoging van stormvloeden, maar zorgt het wel voor kusterosie, wat op zich een gevaar vormt voor overstroming. (Bijl, Flather, de Ronde, & Schmith, 1999; Ullmann, Van de Eynde, Sterl, & Monbaliu, 2009; Van den Eynde et al., 2012; Verwaest et al., 2013) Deze kusterosie vindt u hieronder. Wat is de impact van klimaatverandering onder een gemiddeld scenario en een worstcase scenario tegen 2100 op het verlies van strand (kusterosie) aan de Belgische kust? (Van der Biest, Verwaest, & Motsaert, 2009)

Gemeente Gemiddeld scenario WCS scenario

De Panne -19% -51%
Koksijde -18% -49%
Nieuwpoort -17% -50%
Middelkerke -16% -55%
Oostende -19% -60%
Blankenberge -17% -47%
Bredene -17% -48%
De Haan -19% -47%
Zeebrugge -13% -35%
Knokke-Heist -12% -40%

Gemiddeld: -17% -48%

3.2.3 Overstromingsrisico’s

Om de veiligheid van de kustgemeenten en het hinterland te garanderen tegen de kracht van stormen, moet men een robuuste kustverdediging hebben. (Maelfait & Belpaeme, 2007) Een veilige kust zorgt voor voldoende bescherming van de bevolking en patrimonium om een duurzame ontwikkeling te bewerkstelligen en beperkt de kans op overstroming vanuit de zee tot een minimum.

De Belgische kust heeft natuurlijke en artifici??le dijken als zeewering die tot de jaren ’60 verstevigd en onderhouden werden. Sinds dan werd er van de harde maatregelen over gegaan naar de zachte maatregelen waaronder zandsuppletie van de stranden. De kust van vandaag is minimaal beschermd tegen een storm die eens om de 100 jaar voorkomt. (Mertens, 2015) Dit wil zeggen: een storm die gepaard gaat met golven met een golfhoogte tot 4,8 meter en een stijging van het waterniveau tot 6,40 meter TAW (Tweede Algemene Waterspiegeling). Dit niveau ligt 1,70 meter boven het springtij. (Maelfait & Belpaeme, 2007) De sinterklaasstorm op de nacht van 5 en 6 november 2013 die over de Belgische kust raasde, had een waterniveau tot 6, 33 meter TAW. Deze case wordt uitvoerig besproken verderop in de thesis.

3.2.4 Overstromingsgevaar

Het Masterplan Kustveiligheid onderlijnt het belang van duurzame acties die ondernomen moeten worden. Sedert 2011 worden de gemaakte plannen gradueel uitgevoerd.
Klimaatverandering stelt de Belgische kust bloot aan overstromingen, kusterosie en de achteruitgang van of verlies van het natuurlijk ecosysteem. De huidige bescherming tegen deze impact is voor de helft van de Belgische kust onvoldoende. (Canters et al., 2014) Voor het Masterplan Kustveiligheid waren enkele van de meest kritieke punten aan de Belgische kust maar beschermd tegen een 100 jarige storm. Sommige kritieke punten in Nieuwpoort, Oostende, Bredene, Zeebrugge en Blankenberge zijn niet voldoende beschermd tegen hoog springtij en vormen hierdoor een bedreiging aan de inwoners en de omgeving. Voor 2004 was Oostende beschermd tegen een storm van een niveau onder de 100 jaar. De aanleg van een noodstrand door zandsuppletie vormde de oplossing. Dit werd de start van grootschalig gebruik van zandsuppletie. De zee neemt meer zand dan dat het aanvoert. (Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust, 2011) De kusterosie verhelpt men dan door kunstmatige zand toe te voegen aan de stranden.

3.2.4.1.1 Verschillende risico’s ge??dentificeerd uit de onderzoeksvraag volgens Weisse et al. (2012)

1. Hoge getijden kunnen bijdragen aan stijging van het niveau van het zeewater. Getijdenvariaties worden veroorzaakt door de zwaartekracht uitgeoefend door de maan en de zon. Deze krachten veroorzaken gecompliceerde ruimtelijke en in de tijd vari??rende patronen in de zeespiegel; maar deze patronen zijn algemeen gelijkmatig en voorspelbaar. Dit risico van hoge getijden kan belangrijk worden wanneer veranderingen ontstaan in bathymetrie, de wetenschap van het opmeten van de zeebodem ( naar analogie met hoogtemetingen). Als de zeebodem wijzigt, heeft die effect op de getijden en dus wijzigen die risico’s omtrent de stijging van het zeewater.

2. Stormvloed is de reactie van het zeewaterniveau op grootschalige meteorologische omstandigheden. Stormvloeden worden veroorzaakt door windvelden die het water naar of weg van de kust duwen en, in mindere mate, door de werking van de atmosferische druk op het zeeoppervlak. Dit laatste willen zeggen als de atmosferische druk laag is op het zeeoppervlak, dan stijgt dit zeeniveau door dat er minder druk op dit oppervlak aanwezig is (invers barometrisch effect). (Wunsch & Stammer, 1997) De omvang van de storm hang af van verschillende factoren zoals de grootte, de beweging, de intensiteit en de diepte aan de kust en de vorm van de kustlijn.

3. In de zuidelijke Noordzee worden golven meestal lokaal opgewekt door lokale windvelden. Deze golven worden gegenereerd door de wind op enige afstand van de kust. De hoogte van de golven is afhankelijk van een aantal factoren zoals de snelheid van de wind, de afstand en de tijd die de wind of de golven aflegt. Het is risico hier is de maximum hoogte die een golf kan bereiken. Dit kan gevaren hebben voor de lengte die de golf aflegt over het strand richting het binnenland of structuren (zoals dijken of sluizen) waar de golf kan overlopen.

4. Het gemiddelde zeeniveau verwijst naar het gemiddelde niveau van het zeeoppervlak ten opzichte van een aantal lokale drempels gedurende een periode die lang genoeg is zodanig dat de effecten veroorzaakt door de getijden, stormvloeden en de atmosferische druk worden weggewerkt. Veranderingen in het gemiddelde zeeniveau vloeien voort uit verschillende factoren, ofwel de vorm van de oceaanbekkens (bijvoorbeeld verticale of tektonische bewegingen) of het volume van het water in de zee dat kan wijzigen door de dichtheid of massa van het water. Dit gemiddelde zeeniveau zal stijgen wat intrinsiek een risico vormt voor de Belgische kust.

3.2.5 Stormvloed en golven

Stormvloed is de veranderende beweging van water in een periode van enkele minuten tot een paar dagen als gevolg van de kracht van atmosferische weersomstandigheden. (G??nnert, 2004) De hoogte van de stormgolf is afhankelijk van het waterniveau. Hoe meer windsnelheid, hoe hoger de golf. Een stormgolf is hoger bij laag tij dan bij hoog tij. Voorlopig onderzoek wijst uit dat de hoogste golf, onder maximale omstandigheden zoals factoren uit de voorgaande definitie, 450 centimeter zou zijn. De gemiddelde stormgolfhoogte tussen 1900 en 2000 was 310 centimeter. Er wordt gesteld dat in de volgende eeuw de maximale stormgolven hoger zullen zijn en dat de gemiddelde stormgolven 20 tot 30 centimeter zullen stijgen als gevolg van klimaatverandering. (G??nnert, 2004; Woth, Weisse, & von Storch, 2006)

3.2.5.1 Evolutie van stormen

Er is consensus dat het globale zeeniveau stijgt, met lokale verschillen. In Europa is dit tussen 0.8 en 3.3 mm per jaar. (European Commission, 2009) Dit is gedeeltelijk door thermische expansie (volume dat uitzet door stijgende temperatuur) en landijs dat smelt en in de zee komt. (IPCC, 2013) Meer kan er gevonden worden in het onderdeel klimaat opwarming. Dit onderdeel beslaat relevante determinanten voor stormvloed en overstromingen, de oorzaken voor kwetsbaarheid van de Belgische kuststrook. Dit onderdeel legt uit of stormen, golven en windsnelheiden veranderen in de tijd. Een storm aanzien we als een morfologische impact op verschillende delen van de Belgische kustlijn. Volgens onderzoek van Haerens, Bolle, Trouw, and Houthuys (2012) spreken we van een zo een impact wanneer er golven significant hoger zijn dan 4meter en het waterniveau 5 meter tot het referentie zeeniveau van de Tweede Algemene Waterspiegel (TAW) en dat over een tijd van 12 uur. Er wordt ook bij vermeld dat de wind van het westen of noordwesten moet komen . Veranderingen die zich voordoen in het gemiddelde zeeniveau hebben effect op het extreme zeewaterniveaus en hogere (storm)golven.

3.2.5.2 Onderzoek naar stormen

Uit onderzoek van Van den Eynde et al. (2012) blijkt dat er geen significante verandering is in de hoogte van stormvloeden aan de Belgische kant van de Noordzee en dat ze hun natuurlijke variabiliteit behouden. Verschillende onderzoeken stellen vast dat er geen verandering is in een plotselinge stijging van het zeewater. Volgens onderzoek van Bijl et al. (1999) die verschillende data van stormvloed variaties onderzochten op verschillende punten aan de Noordzee stelden deze vast dat in het zuidelijke deel van de Noordzee afgelopen 100 jaar geen significante wijziging waargenomen wordt. Ze stellen zelfs een verzwakking vast, maar deze is niet significant. Dit ligt in lijn met onderzoek van Ullmann et al. (2009). Deze onderzoekers stellen dat er geen onnatuurlijke variabiliteit bestaat voor stormvloeden. Zij voorspellen geen veranderingen in de toekomst. Volgens het globaal klimaatverandering model uit dit onderzoek is er geen significante verandering waar te nemen in 90% van de stormvloeden die zullen komen in de komende 100 jaar. Met dit onderzoek gaan ook andere wetenschappers akkoord en ligt in lijn met gegevens voor de 21ste eeuw dat er geen significante verandering waarneembaar is. (Debanard & Roed, 2008; Van den Hurk et al., 2007)

Uit onderzoek van Van den Eynde et al. (2012) kan men ook algemeen stellen dat er geen statistisch bewijs kan geleverd worden voor verandering in trends van de frequentie van stormen aan de Belgische kust. Sommige wetenschappers spreken van een toename, anderen van een afname. Algemeen gezien, kan er volgens dit onderzoek aangenomen worden dat er geen trend waar te nemen is aan het zuidelijke deel van de Noordzee. Voor golven aan de Belgische kust geldt hetzelfde. Uit data blijkt dat ook hier geen significante waarnemingen gedaan worden over de hoogte van de golven die aankomen op het zuidelijke Belgische deel van de Noordzee. (Van den Eynde et al., 2012) Toch moet men kijken naar het globale plaatje. Het is niet omdat dat er geen hogere golven of stijging in de frequentie van stormen waar te nemen is aan de Belgische kust, dat we ons geen zorgen moeten baren. De hoogte van stormenvloeden zal wel degelijk plaatsvinden, houdt men in rekening dat de zeespiegel stijgt. Ook windsnelheid zal hiervoor 15% verantwoordelijk zijn. Dit kunt u vinden op onderstaande afbeelding.

(Van der Biest, Verwaest, Reyns, & Motsaert, 2009)

3.2.6 Windsnelheid

Een indicator voor de veiligheid van de kust te garanderen is de windsnelheid voor de kust. Door de klimaatverandering kennen we een intensiteit in windsnelheid, grotere frequentie van stormen en verandering in windpatronen. (IPCC, 2013)
Als we kijken naar windsnelheden aan de Belgische kust, kunnen we geen trend opmerken. Onderzoekers van de Management Unit of the North Sea Mathematical Models, het International Marine and Dredging Consultant en de Universiteit Gent stellen dat er geen significante verandering is op te merken in windsnelheden. Men deed testen op de verschillende windniveaus van 1 tot en met 10 beaufort (Bft). Hieruit kon men stellen, met een betrouwbaarheid van 95%, dat men geen trend kan opmerken. (Van den Eynde et al., 2012) De lengtes van de hoge windsnelheden werden ook onderzocht. Men kan ook geen conclusies trekken uit de lengte van sterke wind tijdens extreme condities. Al lijkt het er op dat de lengte van stormen met windsnelheden van 6 Bft toegenomen is, zijn deze trends niet statistisch significant aan de Belgische kust. Met 95% betrouwbaarheidsinterval kan men wel stellen dat lengte van stormen met meer dan 7 Bft en 8 Bft toegenomen is. (Van den Eynde et al., 2012) Zoals we op de eerdere figuur konden waarnemen, zal dit voor 15% procent zorgen dat er hogere stormvloeden zullen plaatsvinden.

Table 2 Evolutie aantal dagen met windsnelheid boven 7 Beaufort (locatie meteopark Zeebrugge), 1994-2006

Uit cijfers opgevraagd uit Duurzaamheidsbarometer voor de Kust, een initiatief van het Co??rdinatiepunt Duurzaam Kustbeheer, in samenwerking met het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) kan men opmerken dat uit bovenstaande tabel van de evolutie van het aantal dagen met windsnelheid boven 7 beaufort gemeten te Zeebrugge een stijgende trend vertoond. (Co??rdinatiepunt Duurzaam Kustbeheer, 2008a)

Voorlopig is er geen trend in hogere windsnelheden Toch zijn er meer dagen per jaar hogere windsnelheden dan 7 beaufort (>60km/u). De mate waarin deze trend versnelt, is een uitdaging voor de kustverdediging. Als er dan meer dagen per jaar sterke wind plaatsvindt, dan verhoogd dit de kans op hogere golven met meer energie. De stijging van de zeespiegel zorgt namelijk voor diepere wateren. Diepere wateren voor de kust, cre??ren hogere golven in de kustzone. Er zullen hierdoor dus grotere golven met meer energie op kust aankomen omdat ze minder afremmen voor de kust vanwege het diepere water en er meer dagen per jaar sterke wind is. (Van den Eynde et al., 2012)

3.3 Wettelijk kader

Er wordt gestart met een top-down logica waarmee we eerst het beleid van de Europese Unie toelichten. Hierna gaan we over naar het federale en het Vlaamse niveau.

Europese richtlijn van het Europees parlement en de raad van 23 oktober 2007 over de beoordeling en beheer van overstromingsrisico’s stelt duidelijk:

1) Overstromingen kunnen levens kosten, mensen op de vlucht drijven, schade berokkenen aan het milieu, de economische ontwikkeling ernstig in gevaar brengen en de economische bedrijvigheid van de Gemeenschap ontwrichten.
(2) Overstromingen zijn natuurverschijnselen die niet kunnen worden voorkomen. Wel dragen sommige menselijke activiteiten (zoals het toenemende aantal woningen en bedrijven in uiterwaarden, alsmede de afname van de natuurlijke wateropnamecapaciteit van de bodem door het grondgebruik) en de klimaatverandering ertoe bij dat de kans op overstromingen en de omvang van de daardoor veroorzaakte negatieve effecten toenemen.
(3) Het is haalbaar en wenselijk het risico van negatieve gevolgen van overstromingen, met name voor de gezondheid en het leven van de mens, het milieu, het cultureel erfgoed, de economische bedrijvigheid en de infrastructuur te verminderen, waarbij moet worden aangetekend dat de daartoe getroffen maatregelen alleen effect kunnen sorteren indien zij zoveel mogelijk in het hele desbetreffende stroomgebied worden geco??rdineerd.
(EU, 2007)

De richtlijn was voorgesteld door de Europese Commissie in 2006 en gepubliceerd in eind 2007. Het wil hoofdzakelijk de menselijke gezondheid, cultureel erfgoed, milieu en omgeving en de economische activiteiten in kustregio’s beschermen. Vooral ‘prevention, protection en prepardness’ zijn de sleutelwoorden voor het beschermen tegen overstromingen. Tussen 1998 en 2009 zijn er 213 overstromingen geweest met grote schade. Deze overstromingen zorgden in Europa voor een totaal van 1126 doden, het verplaatsen van een half miljoen inwoners en wordt geraamd op 52 miljard euro in totale schade. (EEA, 2010) De komst van de richtlijn biedt richtlijnen om de economische en sociale schade te beperken door voorstellen te doen aan overheden. Het pushte in artikel 4 van de richtlijn bijvoorbeeld overheden een overstromingsrisicobeoordeling te maken van hun grondgebied. Overheden moeten daar beschrijvingen maken van overstromingen die voorkwamen in het verleden die significante negatieve effecten had en waarvan een kans bestaat dat deze in de toekomst nog eens voorkomen. Mede hierdoor kwam de Vlaamse overheid met een Masterplan Kustveiligheid. De richtlijn definieert ook precies waaraan de beoordeling moet voldoen: ‘een beoordeling van de mogelijke negatieve gevolgen van toekomstige overstromingen voor de gezondheid van de mens, het milieu, het cultureel erfgoed en de economische bedrijvigheid, rekening houdend, voor zover mogelijk, met kwesties als de topografie, de ligging van waterlopen en hun algemene hydrologische en geomorfologische kenmerken, met inbegrip van de rol van uiterwaarden die het water op natuurlijke wijze vasthouden, de doeltreffendheid van bestaande door de mens aangelegde werken ter bescherming tegen overstromingen, de locatie van bevolkte gebieden, gebieden met economische bedrijvigheid en ontwikkelingen op lange termijn, waaronder de effecten van klimaatverandering op het plaatsvinden van overstromingen.’ (EU, 2007) Het defini??ren van de oorzaken zorgt voor een deel van de oplossing. Van daar dat ook het Masterplan Kustveiligheid mede werd opgericht. (Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust, 2011)

Uit Masterplan Kustveiligheid (2011) en Verwaest et al. (2013) weten we dan ook dat de Vlaamse overheid een beleid hanteert waarin ze elke 6 jaar de hele zeewering controleert en aan een veiligheidstoets onderwerpt. Deze toets houdt in dat de zeewering een basisveiligheid moet garanderen en er wordt getoetst of de zeewering en kuststrook bestand is tegen een storm met een terugkeerperiode van eens om de 1000 jaar. Er wordt verder nagegaan waar er ruimte is voor verbetering en hoe men de kustzone kan beschermen tot een aanvaardbaar risico tegen de zee tot en met 2050. Hierin wordt ook aandacht besteed aan de kosten en baten van de zeewering in een socio-economisch verhaal waar er ook aandacht besteed wordt aan recreatieve mogelijkheden. (Verwaest, 2015)

De huidige zachte en harde zeewering ziet er uit als volgt (Kustatlas, 2015).
Voor een beter resultaat kijkt u op http://www.kustatlas.be/nl/themas/zeewering-kustbeheer/zeeweringstechnieken/

Figure 2 Zachte (paars) en harde (groen) zeewering
Verder zijn het ‘Water Framework Directive: establishing a framework for Community action in the field of water policy’ ofwel richtlijn 2000/60/EG van het Europees parlement en de raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid en ‘Marine strategy Framework Directive: establishing a framework for Community action in the field of marine environmental policy’ ofwel Richtlijn 2008/56/EG van het Europees parlement en de raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie) belangrijke richtlijnen van de Europese unie.
Hierbij is het belangrijkste doel voor deze beleidsnota het doel van de vaststelling van een kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater waarmee, volgens artikel 1 van het Water Framework Directive:
A) aquatische ecosystemen en, wat de waterbehoeften ervan betreft, terrestrische ecosystemen en waterrijke gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van aquatische ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed en worden beschermd en verbeterd; en
E) wordt bijgedragen tot afzwakking van de gevolgen van overstromingen (en perioden van droogte)en in sectie B:
i) het milieu in bredere zin;
ii) scheepvaart, met inbegrip van havenfaciliteiten, of recreatie;
iii) activiteiten waarvoor water wordt opgeslagen, zoals drinkwatervoorziening, energieopwekking of irrigatie;
iv) waterhuishouding, bescherming tegen overstromingen, afwatering, of
v) andere even belangrijke duurzame activiteiten voor menselijke ontwikkeling.

‘ nog toevoegen informatie en kadering: http://ec.europa.eu/environment/water/water-framework/index_en.html

En verder:
Art 1. 3 van Marine Strategy Framework: In de mariene strategie??n zal een ecosysteemgerichte benadering op het beheer van menselijke activiteiten worden toegepast om ervoor te zorgen dat de collectieve belasting van deze activiteiten binnen grenzen blijft die verenigbaar zijn met het bereiken van een goede milieutoestand en dat het vermogen van de mariene ecosystemen om door de mens veroorzaakte veranderingen op te vangen niet in het gedrang komt, en zal bovendien het duurzame gebruik van mariene goederen en diensten door de huidige en toekomstige generaties mogelijk worden gemaakt.

‘ nog toevoegen http://ec.europa.eu/environment/marine/eu-coast-and-marine-policy/marine-strategy-framework-directive/index_en.htm

Het wettelijk kader van de Belgische kust kan men onderverdelen in volgende afbeelding:

Figure 3 Wettelijk kader Belgische Kust
Waarbij 1NM: 1 nautische mijl; MLW: Mean low water level of gemiddelde laagwaterniveau; MHW: mean high water level of gemiddelde hoogwaterniveau. (Laporta, 2012)

Belangrijke wetten zijn marien milieu MMM 2005

De “MMM”-wet (wet van 20 januari 1999 tot bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van Belgi’?? recent gewijzigd door de wet van 17 september 2005 (Staatsblad van 13 oktober 2005) ‘ biedt de rechtsbasis om het Belgisch deel van de Noordzee te behoeden tegen zeegebonden verontreiniging en om aan natuurbehoud, -herstel en -ontwikkeling te kunnen doen.
In deze belangrijke wet worden de algemene beginselen van milieurecht opgesomd.
‘ Het preventiebeginsel: beter voorkomen dan genezen
‘ Het voorzorgsbeginsel: preventiemaatregelen moeten genomen worden indien er gronden voor bezorgdheid voor verontreiniging bestaan
‘ Het beginsel van duurzaam beheer: de menselijke activiteiten moeten op zodanige wijze beheerd worden dat het mariene ecosysteem verder in staat is om het gebruik van de zee blijvend te verzekeren
‘ Het herstelbeginsel: bij schade of milieuverstoring moet het mariene milieu, in de mate van het mogelijke, in de oorspronkelijke toestand hersteld worden

Verschillende wetten met betrekking tot overstromingen volgen hieruit verder:

‘ Koninklijk besluit van 7 september 2003 over de procedure voor vergunningen vereist voor bepaalde activiteiten in de zee-gebieden (Staatsblad 17 september 2003);
‘ Koninklijk besluit van 9 september 2003 over de milieu-effectenbeoordeling (Staatsblad 17 september 2003);
‘ Ministerieel besluit van 8 juli 2005 over de bepaling van een activiteit van publicitaire en commerci??le ondernemingen onderworpen aan de vereenvoudigde procedure en de vaststelling van het modelformulier voor de opstelling van het milieueffectenrapport (Staatsblad 14 juli 2005);
‘ Koninklijk besluit van 14 oktober 2005 tot instelling van speciale beschermingszones en speciale zones voor natuurbehoud (Staatsblad 31 oktober 2005).
En meer specifiek:
‘ Wet 20 januari 1999 over de bescherming van het mariene milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van Belgi’?? Wet 4 april 2006 over instemming met het Samenwerkingsakkoord van 8 juli 2005 tussen de federale Staat en het Vlaamse Gewest betreffende de oprichting van en de samenwerking in een structuur Kustwacht
‘ Wet 20 juli 2012 over de wijziging van de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van Belgi??, wat de organisatie van de marine ruimtelijke planning betreft
‘ KB 23 juni 2010 Koninklijk besluit betreffende de mariene strategie voor de Belgische zeegebieden
‘ KB 11 april 2012 Koninklijk besluit tot instelling van veiligheidszones rond de kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen voor de opwekking van energie uit het water, de stromen en de winden in de zeegebieden onder Belgische rechtsbevoegdheid
‘ KB 13 november 2012 Koninklijk besluit betreffende de instelling van een raadgevende commissie en de procedure tot aanneming van een marien ruimtelijk plan in de Belgische zeegebieden
‘ KB 20 maart 2014 Koninklijk besluit tot vaststelling van het marien ruimtelijk plan
(Nog omkadering toevoegen: http://www.compendiumkustenzee.be/en/legislation-reference-list-5)

Voorlopig is er geen omvattend wettelijk kader of specifieke richtlijnen voor de gehele Belgische kust. Noch voor het zee gedeelte (federaal niveau), noch voor het land gedeelte (Vlaams niveau). Er zijn geen wettelijke instrumenten voor een integraal beheer van de Belgische Noordzeekust. De Belgische federale overheid werkt wel aan een marien ruimtelijk plan sedert 2012, wat de overheid ook volbracht met het koninklijk besluit van 20 maart 2014. (Vanden Eede, 2013)

3.4 Beleid van de Vlaamse overheid
3.4.1 Belgische kust en het overstromingsrisico

Figure 4 Landgebruikskaart (2010) en overstromingsdiepte veroorzaakt door een 1000-jarige (a) en een 4000-jarige storm (b).

Volgens onderzoek van Canters et al. (2014) kunnen we regio’s of in dit geval arrondissementen onderzoeken door er een raster over te leggen. Dit kan via geografische informatie systemen (GIS). Elke cel wordt dan onderzocht voor welke landindeling het beslaat. Dit kan voor zowel huidig als toekomstige land indeling. Zo kan men veranderingen waarnemen en voorspellingen maken over de indeling van de regio.

Figure 5 Voorspelde landgebruikskaart (2030) en overstromingsdiepte veroorzaakt door een 1000-jarige (a) en een 4000-jarige storm (b).
Gebaseerd op simulaties van door Canters et al. (2014) kunnen we een significante expansie en densificatie waarnemen in de grootste ge??rbaniseerde regio’s, in dit geval Brugge en Oostende en ook residenti??le kernen aan de kuststrook. Dit wordt duidelijk als met figuur 2 (2010) en figuur 3 (2030) vergelijkt. Men kan ook waarnemen dat in de regio rond Brugge agricultuur afneemt en vervangen wordt door natuur of residenties. Het verlies in Oostende is voornamelijk de wijten aan residenti??le uitbreiding.
3.4.1.1 De impact van een 1000 jarige en een 4000 jarige storm op de huidige toestand van de kustregio en in de toekomst (2030)

Table 3 Relatieve omgeving van landindeling met categorie??n 1 tot 6 onderhevig aan een overstromingsdiepte voor de huidige (2010) en toekomstige kuststrook (2030) voor een 1000-jarige en 4000-jarige storm: (1) industrie en havenactiviteiten, (2) commerci??le regio, (3) residenti??le regio, (4) natuurlijke omgeving, (5) multifunctioneel groene omgeving, (6) agricultuur. Resultaten voor Brugge (a) en Oostende (b).

Om overstromingsrisico’s toe te passen in het studiegebied en de impact op de landindeling in 2010, moet men overstromingsmappen simuleren die de voorspelde overstromingsdiepte veroorzaakt door 1000-jarige en 4000-jarige stormen. (Canters et al., 2014) Terwijl er in de regio Brugge een storm met terugkeerperiode van 1000 jaar effect heeft op 20% van de versteende ruimte (gebouwen), is de regio Oostende dichtbij 40% van de versteende regio onderhevig aan gevaar voor overstroming. (Figuur 2a en figuur 4) Een toename in de ernst van de storm naar een terugkeerperiode van 4000 jaar heeft een relatief kleine impact op de versteende regio Brugge. (Figuur 4a), behalve de industri??le regio rond Brugge, die helemaal zal overstromen. (Figuur 2b). In Oostende zal 60% tot 70% van de versteende ruimte overstromen bij een storm met terugkeerperiode van 4000 jaar. (Figuur 4b). De gehele kuststrook en achterliggende polders zullen allemaal overstromen. (Figuur 2b). Figuur 4b toont ook toegenomen overstromingsniveaus aan van boven de 1 en 2 meter.

Als men de impact van een 1000-jarige storm observeert op het huidige landgebruik (2010) en vergelijkt met de toekomstige voorspelde impact (2030), waarneemt men toename van het risico in Brugge en Oostende met respectievelijk 10,2% en 12,5%. In de buitenregio rond Brugge verhoogd het risico met 8,1% terwijl in de buitenregio rond Oostende het risico op overstroming daalt met 1,7% te wijten aan een reductie in het industri??le en commerci??le landgebruik in 2030. Deze resultaten verduidelijken het belang van het rekening houden met de verandering in landgebruik wanneer men het gevaar inschat in de Belgische kustzone. (Canters et al., 2014)

Door de hoge densiteit van de populatie in de kustzone en het laaggelegen hinterland vormt een storm met een terugkeerperiode van 1000 jaar een groot humanitair risico in de regio. In huidige omstandigheden is 63 019 ofwel 65% van de inwoners van Oostende kwetsbaar voor een 1000 jarige storm. Voor 4000-jarige storm stijgt dit met 24% tot 89% van de bevolking die kwetsbaar is voor de storm. In Brugge ligt de kwetsbaarheid veel lager met respectievelijk 5% en 11% voor een 1000-jarige en 4000-jarige storm. In de buiten regio’s van Oostende en Brugge is dit respectievelijk 18% en 14% voor een 1000-jarige storm en 38% en 22% van de bevolking die kwetsbaar is voor een 4000-jarige storm. De populatie zal ook nog groeien van 2010 tot en met 2030 met 3,4% waarvan een grote toename in Oostende; 8% in de kern, 5,9% in de buiten rand. Binnen de regio’s die zullen overstromen waarnemen we ook een verschil. In regio’s met overstromingsrisico van 2meter stijgt het aantal van relatief 8% dat in deze regio’s woont naar 9,5% van de bevolking die in deze regio’s woont in 2030. (Canters et al., 2014)

3.4.1.2 Effect van ruimtelijk landgebruik en aanpassingen

Masterplan kustveiligheid wordt gesteld dat de Belgische kustlijn beschermd moet worden tegen een storm met een terugkeerperiode van 1000 jaar. (Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust, 2011) Volgens onderzoek van Kellens (2011) en Koks, de Moel, Aerts, and Bouwer (2014) is de Belgische kust op haar zwakste plekken maar beschermt tegen een storm van 1/100. Overstromingsschade uit studie van Van der Biest, Verwaest, Reyns, et al. (2009) toont aan dat als zo een ‘superstorm’ toeslaat op de huidige Belgische kust, de totale kost op 400 miljoen euro komt. Verschillende studies gebruiken verschillende variabelen. Onderzoek van Koks et al. (2014) toont aan dat dit cijfer wel eens 8 keer hoger ligt als men kijkt naar maximum schade, maximum overstromingsdiepte en hoogte van de golven.
Om hier een antwoord op te bieden stelt Van der Biest, Verwaest, and Motsaert (2009) om de kustlijn verder te beschermen om het overstromingsgevaar te verhelpen.
Als we de resultaten van Koks et al en Kellens vergelijken, dan komen we op verschillende bevindingen over de verdeling van het overstromingsrisico. In beide studies komt Oostende naar boven als grootste potentieel risico op overstroming. De kosten van dit risico op overstroming aan de gehele kust worden op 25miljoen euro per jaar gerekend door (Kellens, 2011) maar dit is zonder de havens inbegrepen. Met inbegrip van de havens wordt dit volgens Koks et al. (2014) geraamd op 69 miljoen euro per jaar.

Als men verder bouwt op het economisch principe en men een veiligheidsrisico van niet 1/100 maar 1/1000 zou bestaan in de huidige situatie, dan verlaagt men niet enkel het risico op overstroming met 80%, maar daalt ook de kosten volgens Kellens (2011) voor het overstromingsrisico tot 5 miljoen euro per jaar. Beide studies raden aan om eerst de primaire kustverdediging te verhogen en te versterken en secundair de blootstelling en de gevolgen in te dijken door het gebruik van compartimenten en het landgebruik in zones in te delen en daarbij het verbieden van de ruimte te verstenen (bouwen) in overstromingsrisicogebieden. (land use zoning). (Kellens, 2011; Koks et al., 2014) Reyns, Verwaest, and Mostaert (2011) bevestigen deze conclusie. Zij stellen ook dat overwegingen voor primaire kustverdediging in samenspraak moet zijn met culturele en historische waarden van elementen in de kuststrook. Ook recreatieve maatregelen, zoals het plaatsen van dammen met ook bijvoorbeeld een wandel- en fietsstrook, moeten opgenomen worden in het plan.
Volgens onderzoek van Koks et al. (2014) zou het opdelen van het land in compartimenten, zijnde dus verschillende compartimenten cre??ren waar die de overstromingsvloed tegenhouden, ervoor zorgen dat het risico hierdoor tot en met 50% gereduceerd wordt. Het verbieden van te bouwen in bepaalde zones zou het overstromingsrisico maar beperken tussen 5 en 10%. De significante reductie met de compartimentalisatie voor de overstroming kan ook het risico verhogen als de golven er blijven overslaan. Een andere nadeel van het indelen van het land voor gebouwen kan ook negatieve socio-economische gevolgen hebben (minder investeringen, aantrekkelijkheid). Doch moet men herhalen als men dit in samenspraak doet met het versterken van primaire kustverdediging voor een storm met terugkeerperiode van 1000 jaar het risico op overstroming met 80% daalt. (Koks et al., 2014) Verschillende onderzoekpistes moeten nog geleverd worden om uit te maken welke verschillende maatregelen er op verschillende locaties getroffen kunnen worden om te oordelen welke maatregel per locatie de beste keuze vormt. Aanpassingsmaatregelen moeten altijd aangepast zijn aan de lokale omgeving. (Verwaest, 2015) Dit aanpassingsvermogen wordt ook verder besproken in de discussie. (Verwaest, 2015) Ook de uitvoerbaarheid, de haalbaarheid en de kosten-baten moeten in rekening gebracht worden voor een optimale keuze te maken voor een mix van maatregelen te treffen aan de Belgische kust om de overstromingen te kunnen managen.

Figure 6 Overstromingsrisico’s in de Belgische kustzone
Als we het plan Plan-MER voor het Ge??ntegreerd Kustveiligheidsplan volgen dan krijgen we bovenstaande tabel gepresenteerd. (Couder??, Bluekens, Catteeuw, & Trouw, 2009) Dit zijn de economische verliezen en de slachtoffers afhankelijk van de hoogte van het stormvloedpeil en de terugkeerperiode van de storm.
3.4.2 Masterplan kustveiligheid: Oplossingen voor de Belgische kust tegen overstromingen, een preventieve aanpak.

Om de veiligheid van de kustzone te bewerkstelligen, cre??erde de Vlaamse Overheid het Masterplan Kustveiligheid. Dit plan heeft als doel de veiligheid van de Belgische kustzone, de kusthavens en het hinterland een minimaal veiligheidsniveau te waarborgen tot 2050 en de kust voor te bereiden op een storm die eens om de 1000 jaar voorkomt. (Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust, 2011)
Beschermen tegen een storm met een terugkeerperiode van 1000 jaar is het minimum objectief het Masterplan Kustveiligheid en ontstond door risicoberekeningen en kosten-batenanalyses. Het maakt dus een afweging van kansen die voorkomen en de potentiele gevolgen is samenspraak met economisch rendement. (Verwaest, 2015) Economische analyses hebben aangetoond dat als je de kost optelt van alle beschermingsmaatregelen die moeten beschermen tegen een 1000-jarige storm en dan de reductie van het risico dat je daar mee bekomt, heb je een netto-positieve waarde. Men kijkt dan of de kosten van hoge bescherming opwegen tegen de impact op maatschappelijk vlak. (Mertens, 2015). Het is dus een afweging die men maakt van alle kosten-baten en de risico’s. (Thoon, 2015) Verder komt het objectief van een 1000-jarige storm uit de buurlanden omdat deze ook dit objectief hebben. (Mertens, Maelfait & Verwaest, 2015)
De voornaamste maatregel van het Masterplan Kustveiligheid, die ook in deze thesis aan bod komt, is het aanbrengen van zand, zowel op het strand als aan de waterlinie. De havens krijgen een verhoging van de kaaien door middel van stormmuren, stuwen en sluizen. Er wordt ook gepland om een stormvloedkering te plaatsen.

3.4.2.1 Zandsuppletie: de keuze van de Vlaamse overheid volgens het Masterplan Kustveiligheid.

Onze Belgische kust is natuurlijk erosief. Deze kusterosie wil zeggen dat er meer zand wegspoelt dan dat er aangevoerd wordt door de zee. Aan de Belgische kust lost men dit op door artificieel zand toe te voegen om de erosie te verhelpen. Dit dient om het veiligheidsniveau te verhogen van de kustzone en het hinterland.(Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust, 2011) Strandsuppleties zijn essentieel in het in stand houden van het veiligheidsniveau. Deze technieken noemt men ook zachte maatregelen en zijn een no-regret maartegel en hebben de minst negatieve impact op het ecosysteem van de kust. Strandsuppleties zijn ideale manier om zwakke plekken in de zeewering bij te staan om het veiligheidsniveau te verhogen. Dit gebeurde onder andere in Oostende en Knokke-Heist. (Maelfait & Belpaeme, 2007)
In onderstaande tabel kunt u waarnemen hoeveel strandsuppletie en badstrandverhoging plaatsvond tussen 1992 en 2007 door Vlaamse overheid aan de Belgische kust. (Co??rdinatiepunt Duurzaam Kustbeheer, 2008b)

Table 4 Evolutie van strandsuppleties en badstrandverhogingen (1992 – 2007)

De lage stijging van de stranden aan de Belgische kust zorgt voor meer erosie, en door de stijging van het zeeniveau zorgt dit er ook voor dat stormen meer kans krijgen om voor overstromingen kunnen zorgen. In Belgi?? gaat men voornamelijk aan de slag met het toevoegen en ophogen met zand op de stranden. De filosofie hierachter is gebaseerd op feit dat de zee meer zand weg neemt dan terug geeft en zo geen extra sediment aanvoert aan het strand. Men gaat dan zelf zand toevoegen en dan de natuur zijn werk laten doen in plaats van de minimale hoeveelheid aanvoer van sediment en strand dat er wel is, proberen te behouden. Er zijn geen universele zandsuppletie technieken. Voorbeelden voor een bepaalde periode kunnen zijn: (1) het verbeteren van kuststabiliteit door het gemiddelde laagwaterniveau op een geselecteerde positie te behouden, (2) het verbeteren van de kustbescherming door een bepaalde hoeveelheid zand te behouden (in kubieke meter) of (3) het toenemen of behouden van een zekere strandbreedte. (Vanden Eede, 2013)

Er is ook een debat aan de gang wat nu het meest effectieve zandsuppletiesysteem is om de optimale bescherming te bieden. (Mertens & Verwaest, 2015) De mogelijke locaties voor zandsuppletie zijn aan de achterkant (backshore nourishment) en aan de kant van de duinen; op het gehele middenstrand (beach or profile nourishment) en op de lage voorkust (foreshore nourishment). De voordelen van achterkust zandsuppletie zijn onmiddellijk zichtbaar, maar het zand zal zich snel herverdelen over het hele stand door golven en getijden en zal een nieuw equilibrium maken. (Bron Greene 2002) Het toevoegen van zand op het middenstrand anticipeert op deze herverdeling en zorgt voor kustbescherming door het opvangen van de golfenergie nog voor het de duinen bereikt. Het toevoegen van zand aan de voorkust anticipeert ook op de graduele herverdeling van zand. Deze techniek wordt voornamelijk gebruikt bij delen van de kust waar de stranden snel stijgen of bij stranden waar er op lange termijn een sediment deficit plaatsvindt. Periodieke zandsuppletie is een wijdverspreide wereldwijde kustbeschermingstechniek voor zowel korte termijn noodgevallen zoals stranderosie als voor lange termijn problemen zoals structurele erosie of stijging van het zeewaterniveau. In het algemeen wordt deze techniek aanzien als de minst schadelijke manier om aan kustbeheer te doen om dat het de natuurlijk dynamiek van de kust respecteert en behoudt. (Hamm et al., 2002)
De gehele Belgische kustlijn wordt regelmatig opgehoogd. Uit het Masterplan Kustveiligheid kunnen we een onderscheid maken tussen drie typeomgevingen:
– ‘Badplaatsen’: dit is een aandachtzone aan de Vlaamse kust die in een meer verstedelijkte omgeving gelegen is. Hier kunnen zowel zachte als hare kustbeschermingsmaatregelen uitgevoerd worden.
– ‘Duinen’: dit is een aandachtzone aan de Vlaamse kust die in een meer natuurlijke omgeving gelegen is, gekenmerkt door de aanwezigheid van duinen. Hier kunnen zachte kustbeschermingsmaatregelen uitgevoerd worden.
– -‘Havens’: dit is een aandacht(zone aan de Vlaamse kust die een havengebied gelegen is. Hier kunnen enkel harde kustbeschermingsmaatregelen uitgevoerd worden.
(Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust, 2011)
De specifieke maatregelen zijn voor telkens de aandachtzones en de gekozen
maatregelen zijn:

De Panne Duinsuppletie
De Panne ‘ centrum Strandsuppletie met hoog strand
St. Ides Bald ‘ Koksijde-centrum Strandsuppletie met hoog strand
Koksijde ‘ Ophogen weg door duindoorgang te suppleren in combinatie met heraanleg weg
Haven Nieuwpoort Bouw stormvloedkering
Middelkerke ‘ Westende Strandsuppletie met laag strand in combinatie met stormmuur zeewaarts van casino
Raversijde ‘ Oostende Wellington Strandsuppletie met laag strand in combinatie met hoge stormmuur of aangepaste zeedijkhelling
Oostende centrum + Haven Oostende + Oostende oost sectie OW-plan Oostende
Oostende ‘ oost Strandsuppletie in aansluiting met OW-plan
De Haan – Wenduine Strandsuppletie met laag strand van west naar oost in combinatie met stormmuur op rotonde en parapet op dijk
Haven Blankenberge Bouw stormmuur op +8m taw in combinatie met erosie werend talud rondom haven
Blankenberge Strandsuppletie met laag strand
Haven Zeebrugge Bouw stormmuur op +8m TAW rondom prins Albert I-dok en aansluitend op sluizen in combinatie’met erosiewerend talud rondom haven
Knokke-Heist Strandsuppletie (profiel tussen steil en laag strand)
Zwin Zwinproject

Het belang van maatregelen te nemen tegen 1000-jarige stormen volgens het Masterplan Kustveiligheid wordt duidelijk wanneer 65% van de populatie van het Arrondissement Oostende onderhevig is aan het overstromingsrisico. Dit bewijst ook het belang van extra maatregelen die genomen moeten aan de kuststrook van de Oostende, zoals het noodstrand dat men aanlegde. Gezien de regio’s Brugge en Oostende meer zullen verstedelijken met respectievelijk 10,2% en 12,5% in 2030, stijgt ook het risico voor de infrastructuur. (Canters et al., 2014)
Kijkt ment naar de overstromingsdiepte, want dit is gelinkt aan het echte risico voor de inwoners, waarneemt men 27% van Oostende vatbaar is voor een overstromingsdiepte van 1 meter. Dit onderlijnt de maatregelen die genomen moeten worden tegen extreme weersomstandigheden. Oostende is zeer kwetsbaar voor overstroming veroorzaakt door extreme weersomstandigheden.

3.4.2.2 Alternatieve maatregelen tegen overstroming

Zoals men kan waarnemen kan men niet in elke badplaats alle verschillende alternatieven toepassen omdat er in bepaalde zones nu eenmaal beperkte maatregelen mogelijk zijn.
De alternatieven voor typeomgeving ‘Duinen’ zijn:
– Duinsuppletie landwaarts of zeewaarts van de bestaande duinen
– Strandsuppletie voor de duinen
(Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust, 2011)
De alternatieven voor de typeomgeving ‘Havens’ zijn:
– Stormmuren plaatsen rond de haven
– De dijk en/of de kaai verhogen en/of versterken
– Een stormvloedkering aanleggen
(Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust, 2011)
3.4.3 Alternatieve strategie??n om zicht aan te passen aan het klimaat en de stijging van de zeespiegel

Naast het Masterplan Kustveiligheid zijn er nog andere, alternatieve strategie??n in de toekomst om de Belgische kust aan te passen aan het klimaat, de stijging van de zeespiegel en de overstromingsrisico’s. Verschillende strategie??n door Van der Biest, Verwaest, and Mostaert (2009) uit het CLIMAR rapport voor aanpassingsmaatregelen tegen klimaatverandering aan de Belgische kustlijn bespreken we hieronder. De bedoeling van dit rapport is om alternatieve scenario’s en alternatieve aanpassingsmaatregelen te identificeren tegen het toegenomen risico op overstroming gerelateerd aan klimaatopwarming.

3.4.3.1.1 Structurele maatregelen
Multifunctionele eilanden
Het voordeel van deze eilanden voor de kust is dat het voor multifunctionele doeleinden kan zorgen (Project Vlaamse Baaien) zoals windmolenparken, opvang reservoirs, ankerplaatsen, golfabsorbeerders, aquacultuur ontwikkelingen, toeristen attracties, natuur ontwikkelingen, etc. De locatie van de eilanden kan bepaald worden aan de hand van de morfologie van de Belgische continentale plaat om de kosten ervan te reduceren. (Van der Biest, Verwaest, & Motsaert, 2009)Het nadeel ervan is dat er grote onzekerheid is omtrent deze kustbeschermingstechniek omdat het voor meer erosie aan de kustlijn kan zorgen. De eilanden kunnen de kust wel lokaal beschermen en zorgt daar voor geen erosie, maar op de plekken waar er geen eilanden zijn zal de kust harder eroderen en het sediment zal verder zeewaarts gaan. De kost van de eilanden kan ook hoog oplopen door verschillende materialen die gebruikt zullen worden en ook het onderhoud zal hoog kosten hebben door de erosie van de eilanden zelf. Het vormt geen duurzame maatregel tegen klimaatopwarming aangezien ze telkens opgehoogd zullen moeten worden om hun beschermingsfunctie te behouden. Horizonvervuiling (Verwaest, 2015) en het mogelijke belemmeren van scheepvaartverkeer zijn de laatste nadelen. (Van der Biest, Verwaest, & Motsaert, 2009)

Golfbrekers
Golfbrekers worden gebruikt om golfenergie op te vangen om zo structurele kusterosie tegen te gaan voor zowel de stranden als de duinen of dijken. De meeste golfbrekers zijn harde structuren, stenen of beton geplaatst op de zeebodem.
Het nadeel er van voor de Belgische kust is het grote gemiddelde getijdenverschil tussen eb en vloed van bijna 4 meter. Om golfenergie op te vangen moeten ze voldoende hoog zijn, maar zullen hoog zichtbaar zijn bij laag tij. Ook bij storm waarbij de stormvloed meer dan 6 meter TAW is, vangen de golfbrekers de golfenergie niet meer op. En alternatief is dan een drijvende golfbreker. Die kan overal geplaatst worden, verstoort de werking van sediment niet, kust minder dan een vaste golfbreker, verstoort de getijdenwerking niet en kan gebruikt worden om elektriciteit op te wekken door golfenergie op te vangen. (Van der Biest, Verwaest, & Motsaert, 2009)
Een voorbeeld hiervan:

Figure 12 Drijvende golfbreker

Super dijk
Een super dijk is een zeer brede dijk waarvan de kans op doorbreken tijdens een extreme storm in een ‘worst case’ scenario van de klimaatverandering tegen 2100 bijna onbestaande is. De dijk kan een paar honderd meter breed zijn en kan verhoogd worden tot een niveau dat volstaat tegen het zeewaterniveau van 2100. Het binnenlandse deel van de dijk kan gebruikt worden voor woning, parken, en recreatie.
Het grote nadeel in Belgi?? is het gebrek aan plaats om zo een dijk te bouwen. De enige optie zou zijn om de dijk zeewaarts te bouwen van de huidige zeewering. De dijk zelf kan beschermd worden door zandsuppletie. Het zeezicht van de bewoners zal ook belemmert worden. (Van der Biest, Verwaest, & Motsaert, 2009) De plaatsing hiervan wordt bediscussieerd in de discussie. (Verwaest, 2015)

Zeer grote stranden

Het idee van zeer grote stranden volgt het huidige beleid van kustbescherming waar de voorkeur gegeven wordt voor zacht kustbeschermingsmaatregelen. De huidige techniek van zandsuppletie zou dan zodanig verhoogd moeten worden dat de kustlijn gradueel zeewaarts verplaatst. In Nederland wordt deze maatregel toegepast om tegen 2100 de stranden 1 kilometer zeewaarts te verplaatsen. Het grote voordeel is dat deze verdedigingsstructuur een meer natuurlijke techniek is waarbij het kan groeien samen met de stijging van de zeespiegel in tegenstelling tot harde kustbeschermingsmethoden die dat niet kunnen. Het nadeel is dat dit enorme hoeveelheden zand vraagt en het is niet zeker waar al dit zand te vinden zal zijn op de Belgische continentale plaat. (Van der Biest, Verwaest, & Motsaert, 2009)

3.4.3.1.2 Niet structurele maatregelen:

Grootschalige overstromingsgebieden

Buiten de uitbreiding van huidige overstromingsgebieden kan met de maatregel aanpassen aan zeer extreme klimaatscenario’s door op zeer grote schaal overstromingsgebieden te cre??ren naar voorbeeld van de Studie Metropolitaan Kustlandschap. Nu zijn de huidige overstromingsgebieden gedefinieerd, maar het aanpassen van deze maatregel implementeert dat men grootschalige gebieden in het laag gelegen hinterland zal moeten aanspreken. Ook het gradueel verhogen van de laagelegen polders in het hinterland kan industrie en woningen beschermen.
Het grote nadeel van deze maatregel is het grote verlies van waardevol landbouwgebied en de noodzaak dat mensen hun huizen moeten verlaten in de laaggelegen polderlandschap. (Van der Biest, Verwaest, & Motsaert, 2009) Dit idee om mogelijk de Westkust op te geven om de Oostkust te redden, kreeg media aandacht in 2015. Mertens (2015) oordeelt dat dit niet gaat om gebieden te doen overstromen, maar om besparingen. Men zou dan besparen in de minder dichtbevolkte Westkust, ten voordelen van de Oostkust te beschermen. Het zou ook niet werken zoals bij een rivier. (Mertens & Verwaest, 2015) Het gebeurt bij stormvloed op een rivier dat men overstromingsgebieden inzet om de druk te verlagen om andere gebieden te beschermen. Past men deze logica toe op de kust, dan heeft dat geen enkel effect omdat de Noordzee een ‘oneindige’ massa is. (Verwaest, 2015) Wat wel kan zijn het aanmaken van natuurgebieden om lokaal de druk te verlagen.

Voorbereid tegen klimaat opwarming: adaptief, risicobewust en klimaatbestendig zijn.

In plaats van enkel te denken aan kustbescherming zelf, zouden inwoners zich bewust moeten zijn van het potentieel risico op overstromingen en zouden de inwoners voorbereid moeten zijn voor een noodsituatie. Dit scenario stelt een gedeelde verantwoordelijkheid voor van zowel inwoners als overheid. Mensen moeten accepteren dat overheid de kust niet tegen alle extreme risico’s kan beschermen en mensen moeten dus zelf mee instaan en verantwoordelijk zijn voor hun leven en hun eigendom. (Van der Biest, Verwaest, & Motsaert, 2009) De taak van de overheid is dan om effectieve noodplannen en evacuatieplannen op te stellen. Ze heeft de taak om de inwoners te informeren over de risico’s die ze lopen, ze stimuleren om de risico’s te reduceren, anderen zelf informeren in geval van nood en voor zichzelf een noodevacuatieplan op stellen. Bijvoorbeeld kan dit een overstromingskaart zijn die uitgedeeld wordt aan de inwoners om inwoners te informeren voor het risico die ze lopen. (Martens, 2015; Van der Biest, Verwaest, & Motsaert, 2009)
Personen die in een hoog risicovol gebied wonen, kunnen geadviseerd worden door de overheid om hun huis te verlaten aan de hand van subsidies. Een wettelijk kader kan ook opgesteld worden door de overheid door bijvoorbeeld het verbieden van nog te bouwen over een afstand van 100 meter van de duinen. Verzekeringsmaatschappijen kunnen speciale overstromingsverzekering maken voor personen die wonen in risicovolle gebieden. Dit kan ook zorgen voor bewustwording van het gevaar van wonen in zo een gebied. Bestaande huizen kunnen klimaatbestendig worden aangepast. Bijvoorbeeld kan het gelijkvloers verplaatst worden naar hogere verdiepen en het gelijkvloers kan zelf bijvoorbeeld een garage worden (de auto kan verplaatst worden bij overstromingsrisico naar een veilige plek) of omgevormd worden tot een kleine winkel of kantoor. Een verwijderbare stormpoort kan ervoor zorgen dat het water afgeremd wordt richting binnenland. (Van der Biest, Verwaest, & Motsaert, 2009) Deze laatste maatregelen worden tevens besproken in de discussie.

3.5 Veerkracht

Kustgemeenschappen hebben drie aanpassingsstrategie??n aan de kwetsbaarheid en resulteren in veerkracht aan de kustzone en de klimaatverandering: 1) ‘protect’ , 2) ‘accomodate’ en 3) ‘retreat’. Elke aanpassingsmaatregel reduceert de potenti??le impact van de stijging van het zeeniveau en stormen. Klein et al. (2001) defini??ren dit als volgt:

Protect: het reduceren van het risico, in het geval van de thesis, op overstroming door het verminderen van de waarschijnlijkheid van het optreden van een overstroming.
Retreat: Het risico van de overstroming beperken door de potentiele effecten te limiteren.
Accomodate : Het toenemen van de samenleving om om te gaan met de effecten van de overstroming.

Deze drie methoden kunnen relatief makkelijk toegepast worden afhankelijk aan de kuststrook waarin het van toepassing is. Franck (2009) stelt waar de kuststrook veel infrastructuur kent dichtbij de zee, opteert men best voor harde en zachte beschermingsmaatregelen zoals eerder vermeld (zandsuppletie, dijken, golfbrekers,’) Dit is voornamelijk het beleid van de Vlaamse overheid volgens het Masterplan Kustveiligheid. (Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust, 2011)
Als de infrastructuur makkelijk aanpasbaar is en men verwacht geen in overstroming in een bepaald gebied, dan kan men ‘schikken’ (accomodate) naar de overstroming door het inschakelen van overstromingsgebieden. Als men nieuwe infrastructuur wil plaatsten, dan moet deze infrastructuur gebouwd worden boven het (verwachte) zeeniveau. Het bouwen van kleine dijken rond kritieke infrastructuur en de overblijvende gebouwen tijdelijk laten overstromen zit mee in het schikken. Schade zal dan plaatsvinden, maar is dan zeldzaam en te minimaliseren. Dit zit niet in het beleid van de Vlaamse overheid. (Verwaest, 2015)
Gemeenschappen kunnen ook opteren om terug te trekken (retreat), weg van de kust naar hoger gelegen gebied. Dit kan zowel tijdelijk (indien overstroming) als permanent. Dit zal ook niet gebeuren zolang de huidige beschermingsmaatregelen economisch haalbaar zijn. (Verwaest, 2015)
Een voorbeeld van bescherming (protect) en tegemoetkoming (accomodate) en al dan niet terugtrekking (retreat) aan de klimaatverandering en overstromingsrisico’s vinden we in Nederland. Hier hebben ze het ‘hold the line’ principe waarbij terugtrekking geen optie is. Nederlanders beschermen hun hele kustlijn met verschillende beschermingsmaatregelen. Naast een lange kuststrook, kent Nederland ook vele rivieren. Om hier tegemoet te komen (accomodate) bouwen ze in Nederland bijvoorbeeld drijvende huizen om zich aan te passen aan interne overstromingen. (Franck, 2009)

Klein et al. (2001) argumenteert met 4 basisstappen welke de keuze men moet maken om een kuststrook aan te passen aan de risico’s.:
1) Informatie ontwikkeling en bewustmaking;
2) planning en ontwerp;
3) implementatie;
4) monitoring en evaluatie.
Deze vier stappen vormen een makkelijk basiskader voor het begrijpen van veerkracht bij de verschillende kustgemeenschappen aan de Belgische kust aangezien de verschillende stages van aanpassing aan overstromingen verwerkt zijn. Deze vier stappen omvatten beleidscriteria, kustontwikkelingsdoelstellingen en een wisselwerking met bestaande management praktijken. Deze stappen zijn alle vier doorlopen door het Masterplan Kustveiligheid en worden besproken in het volgende deel.

Bij het beheren van overstroming risico’s komt er meer aan te pas dan enkel risicoberekeningen. De bovenstaande figuur van Lumbroso (2007) kunnen we een voorbeeld van een risk management cycle waarnemen. Ramp risicomanagement is het systematisch proces van het gebruik van administratieve richtlijnen, organisaties, operationele vaardigheden en capaciteiten om strategie??n, het beleid en de verbeterde omgangscapaciteiten te implementeren om zo de negatieve gevolgen van de gevaren en de mogelijkheid van een ramp te verminderen. Het doel is om te voorkomen, te verminderen of de overdracht van de nadelige gevolgen van risico’s door middel van activiteiten en maatregelen zoals preventie, schadebeperking en paraatheid. (UNISDR, 2012, p. 85) Ramp risicoreductie is het concept en de praktijk van het verminderen van risico’s bij rampen door middel van systematische inspanningen, het analyseren en het beheren van de oorzakelijke factoren van rampen en onder meer een vermindering van blootstelling aan risico’s, een vermindering van de kwetsbaarheid van personen en eigendom, het verstandig beheer van omgeving en het milieu, en een betere paraatheid voor nadelige gebeurtenissen. (UNISDR, 2012, p. 85) Deze managementmethode kunnen we ook terug vinden in de Europese overstromingsrichtlijn van 2007 waarin ‘protection, prevention and prepardness’ centraal staat. Hierin staat eveneens dat landen overstromingsplannen en overstromingsvoorspellingen dienen op te maken. (EU, 2007) Verder staat er in artikel 3 ‘Het is haalbaar en wenselijk het risico van negatieve gevolgen van overstromingen, met name voor de gezondheid en het leven van de mens, het milieu, het cultureel erfgoed, de economische bedrijvigheid en de infrastructuur te verminderen, waarbij moet worden aangetekend dat de daartoe getroffen maatregelen alleen effect kunnen sorteren indien zij zoveel mogelijk in het hele desbetreffende stroomgebied worden geco??rdineerd’. Tot nu werd er bij plannen vooral gekeken naar de slachtoffers en het economisch verlies. (Vanneuville, Kellens, De Maeyer, Reniers, & Witlox, 2011) Dit zien we verder in de thesis ook bij Hollnagel. Het verder kijken van tastbare (tangible) naar ontastbare (intangible) elementen wordt voorzien in zo een management cycle. Dit wordt eveneens in voorgaande richtlijn opgenomen. Met moet niet enkel naar de harde cijfers kijken, maar ook naar de sociale en ecologische elementen. Een integrale aanpak voor overstromingsbeheersing, zowel prevention en prepardness als response en recovery, dient toegepast te worden op de kuststrook. Zowel een sociale, ecologische als een humanitaire en economische kosten-baten analyses zijn essentieel voor overstromingsbeheersingsplannen wil men in elke fase een robuuste veerkrachtige kust hebben. (Vanneuville et al., 2011) Als men een overzicht heeft, met gedetailleerde informatie van elke fase, kan men gaan afwegen en vergelijken. (Verwaest, 2015) Tijdens de planning fase willen beheerders van overstromingsrisico’s data vergelijken met andere domeinen en hieruit keuzes maken. Zo volledig mogelijke informatie in elke fase en domein biedt toegevoegde waarde aan de keuze. De perfecte keuze kan niet gevonden worden, maar volledige informatie is altijd beter als onbekende informatie en helpt beslissingsmakers bij het maken van strategische keuzes. Indien rampen zich voor doen, moet er dus zo acuut mogelijke informatie zijn. De organisatie van ongeveer 10 personen van het Masterplan Kustveiligheid nam ongeveer 6 jaar tijd om het project klaar te maken. (Verwaest, 2015) Verwaest oordeelt dat deze organisatie voldoende flexibel is, voldoende tijd kreeg om elk detail te bestuderen en voldoende tijd kreeg om elke oplossing voldoende af te wegen. Er zijn verschillende kosten-baten analyses geweest. Ingrepen zoals zandsuppletie en dijkverhogen zijn afgewogen. Er is voldoende geluisterd is naar de verschillende stakeholders. Deze stakeholders zijn de verschillende gemeentebesturen, de lokale bewoners, diensten van de Vlaamse overheid zoals milieu, ruimtelijke ordening, noodplanning, maar ook havenbesturen en natuuradministraties. Al hun meningen zijn geraadpleegd en naar geluisterd. Verschillende beleidsgroepen en stuurgroepen hebben het plan bestudeert. Hierin zitten zowel de stakeholders, als personen met een technische achtergrond alsook universiteiten. (Verwaest, 2015)

In de afgelopen jaren wordt er in het onderzoek naar overstromingen het begrip risico als functie gebruikt bij gevaren en kwetsbaarheden of een combinatie van oorzaken en gevolgen. Vaak verschijnt hierna het woord veerkracht. De verschillende type overstromingen, de verschillende onzekerheden, de verschillende domeinen (sociaal, ecologische, economische, humanitair, juridisch en cultureel) en de mate van bewustzijn rond deze risico’s kunnen vervat worden in het woord veerkracht. Dit woord slaat alles op een aanpassend vermogen indien een (negatief) event plaatsvindt of de negatieve invloed te reduceren. (Vanneuville et al., 2011) Veerkracht betekent dat het vermogen van een systeem, gemeenschap of samenleving dat blootgesteld is aan gevaren, naar analogie met de risk management cycle, deze te weerstaan, te absorberen, te accommoderen en te herstellen van de gevolgen van het gevaar op een tijdige en effici??nte manier, onder meer door het behoud en herstel van haar essenti??le basisstructuren en functies. (UNISDR, 2012, p. 85)

3.5.1 Veerkracht aan de hand van Hollnagel

Veerkracht dient niet begrepen te worden als ‘een systeem is veerkrachtig als”, veerkracht is een karakteristiek van hoe een systeem presteert, geen kwaliteit dat een systeem beheerst of bezit. Veerkracht is functioneel en niet structureel. Gebruiken we een korte beschrijving, dan refereren we naar een systeem dat veerkrachtig presteert in plaats van de veerkracht van een systeem. (Hollnagel, 2015) Van uit deze optiek zullen we dus veder op zoek gaan naar wat veerkracht betekend voor de Belgische kuststrook. Volgens Tempels (2013) wordt het veerkrachtprincipe algemeen erkend als een vernieuwend discours binnen de ruimtelijke planning om met onzekerheid om te gaan. De buigzaamheid van het begrip zorgt er echter voor dat het, net als duurzaamheid, al gauw een containerbegrip wordt. Hierdoor krijgt het in de praktijk vaak een weinig vernieuwende, oppervlakkige of onduidelijke invulling. Een mogelijke reden hiervoor is dat het veerkrachtprincipes eigenlijk nauwelijks spoort met en/of op te nemen is in de reguliere, dominante planningsparadigmas.’ (Tempels, 2013) Verdergaand kunnen we toch veerkracht van enige goede gegronde uitleg voorzien en bespreken we veerkracht aan de hand van de theorie van Erik Hollnagel. Zijn theorie beslaat een zeer groot deel van het principe: protect, retreat and accomodate alsook het principe uit de management cycle van Lumbroso en uit de Richtlijn uit 2007 van Europese unie: prevention, prepardness, response en recovery.

Traditioneel wordt een systeem veilig beschouwd als de cijfers van negatieve uitkomsten acceptabel laag zijn. Het veiligheidsniveau correspondeert meestal met deze cijfers. Een hoger niveau van veiligheid betekend een lager cijfer van negatieve uitkomsten. Er is natuurlijk meer veiligheid dan het reduceren van negatieve uitkomsten. Hier komt veerkracht aan te pas. Veerkracht definieert veiligheid als de mogelijkheid te slagen onder verschillende omstandigheden. Het sleutelelement in een veerkrachtig systeem is de mogelijkheid van het systeem zich aan te passen aan hoe het systeem zelf functioneert. Aanpassingen kunnen zowel anticiperend als reactief aan een gebeurtenis. Reactieve aanpassingen zijn het meest voorkomend. Als er iets gebeurd (een overstroming) is het antwoord hierop (dijken, zandsuppletie) niet voldoende om de veiligheid of de overleving van het systeem te garanderen. (Hollnagel, 2015) Proactieve aanpassingen betekent dat een systeem zich kan aanpassen van een normale gang van zaken naar een systeem van verhoogde paraatheid. (Martens, 2015) Op die paraatheid komen we later nog terug. Middelen worden dan zo gealloceerd naar het verwachte event (bijvoorbeeld een storm van 7 Bft) en speciale functies in het systeem kunnen geactiveerd worden. Verschillende criteria (zie later) kunnen we onderzoeken of men van een normale gang van zaken moet gaan naar verhoogde paraatheid. ( Is de toekomst zeer onzeker, is er geen ervaring, zijn de signalen zwak of is de validiteit van de indicatoren in vraag te stellen, dan kan men stellen dat men geen veerkrachtig systeem kent. (Hollnagel, 2015)

Hoe kan men er dan voor zorgen dat een systeem en dus onze kustbeveiliging veerkrachtig wordt?
De veerkrachtige uitvoering en prestatie kunnen operationeel worden door uit te werken wat veerkracht mogelijk maakt. De verklaring moet gezocht worden in vier verschillende domeinen. De volgende vier mogelijkheden zijn noodzakelijk voor een veerkrachtige prestatie van een systeem (Hollnagel, 2011):

Het vermogen om te reageren (respond): Weten wat er moet gebeuren, het vermogen om te reageren op regelmatige en onregelmatige veranderingen, storingen en opportuniteiten door het activeren van voorbereide acties of door de huidige gang van zaken aan te passen.
Het vermogen om te controleren (monitor): Weten waar men naar op zoek is, het vermogen om te checken wat het systeem is en wat de prestatie van het systeem op korte termijn ondermijnt, positief of negatief. Het controleren moet de gehele prestatie van het eigen systeem beslaan alsook de omgeving.
Het vermogen om te leren (learn): Weten wat er gebeurd is, het vermogen om te leren uit ervaring, meer precies is het om de juiste lessen te trekken uit de juiste ervaring.
Het vermogen om te anticiperen (anticipate): Weten wat te verwachten, het vermogen om te anticiperen op ontwikkelingen die verder in de toekomst liggen zoals potenti??le verstoringen, nieuwe eisen, nieuwe opportuniteiten of veranderende werkomstandigheden.

De reden dat er vier mogelijkheden zijn volgens Hollnagel is simpelweg pragmatisch. Volgens hem zijn deze mogelijkheden noodzakelijk om de reden dat het weglaten van een de mogelijkheden, het onmogelijk maakt voor een systeem om veerkrachtig te presteren. Andere primaire mogelijkheden zijn ‘comminiceren’ (communication) en ‘aanpassen’ (adapt). Voor een systeem zoals een organisatie is expliciete communicatie noodzakelijk om te co??rdineren hoe verschillende functies werken, maar de communicatie op zich biedt niet genoeg antwoorden. (Martens, 2015) Een systeem dat zichzelf aanpast of de manier waarop het functioneert of zich aanpast onder verschillende omstandigheden is eerder een optelsom van reageren, controleren en leren. Het daarom is ‘aanpassen’ geen primaire mogelijkheid om veerkracht te begrijpen, maar eerder een overkoepelend begrip. Dit aanpassingsvermogen bespreken we later in de discussie.

Welke methode kan men dan best gebruiken?
Zoals eerder aangehaald is veerkracht een karakteristiek van hoe een systeem presteert, geen kwaliteit dat een systeem beheerst of bezit. Veerkracht is multi-dimensioneel en kan niet beschreven worden in een kwaliteit. (Hollnagel, 2011, 2015)
Dus in plaats van te focussen op wat veerkrachtige prestatie is, moeten we overwegen wat zorgt voor veerkrachtige prestatie, wat maakt dit mogelijk en wat maakt dit veerkrachtig vermogen onmogelijk. Hollnagel presenteert hiervoor ‘Resilience Analysis Grid’ (RAG) ofwel een veerkracht analyse raster. (Hollnagel, 2011, 2015) Het basisprincipe van dit raster is het ontwikkelen van enkele vragen om te bepalen hoe goed een systeem het doet op de vier basisprincipes. Men moet hierdoor precieze vragen stellen dat elk aspect van elke mogelijkheid (Respond, Monitor, Learn, Adapt) aanbelangt.
Verschillende kwesties die belangrijk zijn voor te reageren zijn concepten zoals: relevantie, snelheid van reageren, drempels, lengte van reageren, capaciteit, elementen waarop men reageert.
Voor te controleren zijn volgende concepten belangrijk: indicatoren, validiteit, vertragingen, meetniveau, methode, frequentie van meten, interpretatie, stabiliteit, organisatorische ondersteuning.
Voor de mogelijkheid om te leren uit ervaring, is het belangrijk te onderscheiden wat makkelijk te leren is en wat betekenisvol is om te leren. Weten wat de ongevallencijfers zijn, wat de statistieken zijn, zegt niet veel over hoe deze ongelukken gebeurd zijn. Ook weten hoe een ongeval gebeurd is, zegt niet alles over waarom dit gebeurd is. Als we niet weten waarom iets gebeurd is, kunnen we de veiligheid ook niet verhogen. Weten wat fout loopt zoals accidenten en incidenten is een traditionele gang van zaken in veiligheidsbeheer. Het is makkelijk waarneembaar en het baart veiligheidsbeheerders zorgen. Wat belangrijk is, is ook te weten waarom iets goed en foutloos verloopt. Men moet niet enkel leren van mislukkingen, maar ook van wat werkt. Daarom stelt Hollnagel de volgende concepten voor om veerkracht te onderzoeken om te leren uit ervaring: selectie van criteria, basis om te leren, training, leerdoelen, stijl van leren en implementatie.
Voor te anticiperen zijn de volgende concepten belangrijk: expertise, frequentie, communicatie, strategie, model, tijdshorizon, aanvaarding van risico’s, oorzakelijkheidsleer en cultuur. (Hollnagel, 2011, 2015)
Om van de RAG een effectieve tool te maken, kan een Likertschaal-type gebruikt worden voor telkens een van de vier mogelijkheden (Respond, Monitor, Learn en Anticipate):
– Uitstekend: het systeem voldoet of overtreft de criteria voor het vereiste vermogen
– Bevredigend: het systeem voldoet aan alle redelijke criteria voor het vereiste vermogen
– Acceptabel: het systeem voldoet aan alle nominale criteria voor het vereiste vermogen
– Onacceptabel: het systeem voldoet niet aan de nominale criteria voor het vereiste vermogen
– Gebrekkige: het systeem biedt onvoldoende capaciteit om het vereiste vermogen te bieden
– Ontbrekend: er is geen mogelijkheid om het vereiste vermogen te bieden

Een voorbeeld van een raster dat opgemaakt kan worden, vinden we hieronder(Hollnagel, 2015) :

Figure 13 Voorbeeld van een Resilience Analysis Grid (RAG)

Deze vier concepten komen ook later terug bij de case van de Sinterklaasstorm en de discussie. Concluderend kunnen we stellen dat als bijvoorbeeld bij het vermogen om te reageren (Respond) de snelheid om te reageren onacceptabel is, bijvoorbeeld reageren de hulpdiensten te traag bij een stormvloed, dan is dit een startpunt om voorstellen te doen hoe men hieraan kan remedi??ren. De gevolgen van deze remedies kan men dan terug opnemen in een nieuwe RAG om zo prestatieverschillen waar te nemen. (Hollnagel, 2015)

3.5.2 Veerkracht in de praktijk tegen overstromingen, gebaseerd op de Belgische Kust naar voorgaande theoretische concepten voor veerkracht
Hoe brengen we deze veerkracht dan in praktijk?
Zoals eerder aangehaald in er een verandering van een harde grootschalige overstromingsbescherming naar een integrale risicobeheersingsstructuur. Hoe voegen we dan veerkracht toe hieraan? Een eerste karakteristiek is dat de gemeenschap veerkrachtig is door het reduceren, de preventie en het omgaan met overstromingsrisico’s. Veerkrachtige gemeenschappen verbeteren hun capaciteit in elke fase van de risk management cycle. (Schelfaut et al., 2011) Veerkrachtige gemeenschappen zijn bekend met het risico, zijn goed voorbereid, reageren beter wanneer een overstroming plaatsvind en herstellen sneller van rampen. Dit is voor inwoners van Belgische kustgemeenten niet het geval. (Martens, Mertens & Verwaest, 2015) Dit wordt bediscussieerd in de discussie.

Deze vraag werd ook gesteld op een congres van Grontmij. ‘Hoe worden overstromingsrisico’s in Belgi?? vandaag aangepakt’? Met deze vraag startten onderzoekers van de UA en de KU Leuven in 2013 het STAR-FLOOD onderzoek. Op basis van gesprekken met betrokken overheden en een uitgebreide analyse van beleidsdocumenten maakten zij een evaluatie van het overstromings-risicobeleid gevoerd op federaal, gewestelijk en lokaal niveau. De onderzoekers richtten zich niet enkel op de beleidsontwikkeling, maar ook op implementatie van het beleid op het terrein. STAR-FLOOD staat voor ‘Strenghtening and Redesigning European Flood Risk Governance Arrangements’. Het project concentreert zich op het analyseren, evalueren en ontwerpen van beleid, gericht op overstromingsrisico’s die rivieren met zich meebrengen in stedelijke omgevingen, verspreid over heel Europa. De resultaten van het project beogen relevant te zijn voor beleid en regelgeving op het Europese, nationale en regionale niveau. (IBZ AD Crisicentrum, 2015; STAR-FLOOD, 2015)
Op dat congres konden we een algemene optiek waarnemen van risico preventie naar overstromingsdefensie naar het mitigeren van overstromingen. Naar het model van de risk management cycle kon ik algemeen opmerken dat er ook hier een opdeling gemaakt werd met enerzijds overstromingsvoorbereidingen met noodplannen en waarschuwingssystemen en anderzijds overstromingsherstel met herstel plannen en verzekeringen. Een veerkrachtig voorbeeld hiervan konden we opmerken bij ‘Overstromingsbeleid met 3P’s: iedereen paraat’? door Hannelore Mees. Hierin centraal staat het gebruik van waarschuwingsystemen, juiste beschermingsmiddelen en goede evacuatie. Met andere woorden, de 3P’s: protectie, preventie en paraatheid. Voornamelijk lag de nadruk op voorspellingssystemen met name paraatheid. Dit is naar analogie met de risk management cycle: preventie en mitagatie; en paraatheid (prepardness) maar ook Respond, Monitor, Learn en Anticipate uit Hollnagel. Ook bewustwordingscampagnes zijn belangrijk zodat een gemeenschap zich bewust kan worden van de overstromingsrisico’s die ze lopen. (Mees, Lacroix, Dewelde, & De Block, 2015) Om veerkrachtig te zijn, startte de federale overheid ook met een nieuw project: BE-Alert. Dit is een samenwerking tussen waarschuwingsdiensten en communicatiediensten. De bedoeling is om personen te alarmeren in geval van noodscenario’s. Een afbeelding vat dit samen (Mees et al., 2015) :

De onververdeling van niveau’s gaat als volgt:
Gemeentelijke fase: Co??rdinatie door de burgemeester wanneer de omvang van de noodsituatie een beheer ervan op gemeentelijk niveau vereist. Afkondiging door de territoriaal bevoegde burgemeester (met info aan de gouverneur)
Provinciale fase : Co??rdinatie door de gouverneur als:
– de omvang van de noodsituatie een beheer door de gouverneur vereist of
– de directe gevolgen van de noodsituatie het grondgebied van de gemeente overschrijden. Afkondiging door de territoriaal bevoegde gouverneur (met info aan de minister)
Nationale fase: Nationale co??rdinatie door de minister van Binnenlandse Zaken als o.a.:
– twee of meerdere provincies zijn betrokken
– de inzetbare middelen waarover een provinciegouverneur beschikt in het kader van zijn co??rdinatieopdracht beperkter zijn dan de in te zetten middelen. Afkondiging door de minister.
Meer vinden we hierover in de case van de Sinterklaasstorm waar de provinciale fase van kracht was en bij de discussie en aanbevelingen.

Het niveau van het crisisbeheer (en de noodplanning) wordt bepaald op basis van criteria als volgt: feiten, geografische uitgestrektheid, aantal slachtoffers, milieueffecten, economische weerslag, sociale weerslag, nodige middelen, aard van de noodsituatie (Seveso, nucleair, terrorisme, ‘) (Crisiscentrum, 2013)
Officieel is dit waarschuwingssysteem BE-ALERT dus een een nieuwe alarmeringstool die de bevolking die rechtstreeks betrokken is bij een noodsituatie, sneller en duidelijker wil verwittigen en zo goed mogelijk wil informeren. Momenteel kent het systeem 33 gemeentenen 11 gouverneurs met ongeveer 2 miljoen gebruikers. Proefprojecten worden ook gestart om naast sms ook Facebook en Twitter te gebruiken. (Mees et al., 2015) Een voorbeeld van een veerkrachtige gemeenschap die ‘bekend zijn met het risico, goed voorbereid zijn, beter reageren wanneer een overstroming plaatsvindt en sneller van rampen herstellen’ vinden we in Merchtem te Belgi?? waarbij de burgemeester De Block zelf een noodcomit?? oprichtte, in geval van overstroming, met een sms-systeem. Dit is een systeem met een 40-tal vrijwilligers die een hesje en een bandje krijgen en die in geval van overstroming mee komen helpen met bijvoorbeeld het vullen en rondbrengen van zandzakken, het helpen bij overstroomde bewoning en de communicatie. Deze vrijwilligers worden opgeroepen door een sms. Knelpunten zijn hier wel de co??rdinatie van dit systeem en de aansprakelijkheid van de vrijwilligers. (Mees et al., 2015)
Verder geeft het crisiscentrum van de regering nog enkele essenti??le richtlijnen. (Crisiscentrum, 2014) Dit ligt in lijn met het PPRR-model (prevention, prepardness, response, recovery) van Lumbroso alsook ‘respond, monitor, learn en anticipate’. Elke burger kan zich ook voorbereiden op het risico en optimaal reageren tijdens en na een overstroming. Hierna volgen enkele eerste adviezen:
Zich informeren en voorbereiden
‘ Informeer, voor je een huis bouwt, bij je gewest naar de overstromingsgebieden;
‘ Maak rioolputjes, goten, enz., schoon/vrij;
‘ Maak een plaat in een waterbestendig materiaal die je voor de deuren van je huis kunt zetten;
‘ Maak preventief zandzakjes;
‘ Voorzie steeds een voorraad water in flessen.

Reageren voor je veiligheid en die van je gezin
‘ Plaats een waterdichte plaat in de deuropening en dicht ze af met silicone;
‘ Bouw met zandzakjes kleine dijken voor de keldergaten, de buitendeuren, ‘;
‘ Sluit zo nodig de gas-, elektriciteits- en watertoevoer af;
‘ Informeer je bij overstromingsalarm en blijf de media en de aanbevelingen van de overheden volgen;
‘ Beperk je verplaatsingen en vermijdt gevaarlijke zones.

Achteraf handelen met kennis van zaken
‘ Neem foto’s van de beschadigde plaatsen;
‘ Neem zo snel mogelijk contact op met je verzekeraar
‘ Maak je huis schoon en desinfecteer de beschadigde kamers;
‘ Verlucht de kamers voldoende, maar zorg ervoor dat ze voldoende verwarmd worden om vocht tegen te gaan;
‘ Vermijd om kraanwater te gebruiken dat mogelijk ongeschikt is voor gebruik.

3.5.3 Bewustmaking

Overstromingskaarten en risicomappen zijn de beste manieren om risico’s te communiceren naar het grote publiek. (Fuchs, Spachinger, Dorner, Rochman, & Serrhini, 2009; Slovic, 1987) Het voorspellen van toekomstige overstromingsrisico’s is zinvol als een middel om te voorspellen waar schade zich voor zal doen en overstromingsstrategie??n te ontwikkelen. Volgens de Europese overstromingsrichtlijn RICHTLIJN 2007/60/EG van het Europees parlement en de raad van 23 oktober 2007 over beoordeling en beheer van overstromingsrisico’s zijn Europese landen verplicht om hun risico planning te communiceren en beschikbaar te maken aan het publiek. (EU, 2007) Een actieve toenadering, zoals het Masterplan Kustveiligheid is dus een verplichte, maar goede beleidsmaatregel in het communiceren over kustveiligheid. Het helpt bij het besef van risico’s bij de bevolking en kan mogelijk toegenomen ondersteuning leveren voor de voorgestelde maatregelen. (Carreia, Fordham, Saravia, & Bernando, 1998)

Hoe kan de Vlaamse overheid dan best communiceren over overstromingen? Volgens het onderzoek ‘Effecient and effective? The 100-year flood in the communication and perception of flood risk’ door Bell and Graham (2007) kan de Vlaamse overheid het best de onzekerheid goed uitleggen. Een storm met terugkeerperiode van 1000 jaar kan abstract lijken. Men moet het publiek duidelijk maken waar het om gaat. Daar bij is de bron van de boodschap, het ontwerp van de boodschap, het communicatiekanaal en het doelpubliek (verschillende regio’s met verschillende problematieken) belangrijk. Voornamelijk de beschrijving van de het risico krijgt prioriteit. Heldere communicatie is de boodschap. Volgens dit onderzoek wordt ook de overstromingsdiepte als belangrijker aanschouwt als de frequentie of terugkeerperiode. Concrete voorstellen van (fysieke) kustverdediging en schatting van de schade leidt hier naar meer effectieve communicatie dan de terugkeerperiode. (Bell & Graham, 2007) Volgens onderzoek van Kellens, Zaalberg, Neutens, Vanneuville, and De Maeyer (2011) schatten inwoners van Oostende het risico op overstroming hoger in dan inwoners van kustgemeenten De Panne en Knokke-Heist als ze het risico inschatten van het overstromingsgevaar in eigen gemeente. Dit is naar analogie met de risico inschattingen van experten. De Vlaamse overheid en de gemeente communiceert hier dus goed. De leeftijd speelt ook parten. Leeftijd is positief gecorreleerd met de perceptie van het overstromingsrisico. Hoe ouder de personen hoe hoger, en juister, ze het risico inschatten op overstroming aan de kust. De Vlaamse overheid zal er dus goed aan doen om ook jongeren te bereiken.
In de praktijk blijkt wel dat mensen zich door campagnes niet aangesproken voelen en dus geen actie ondernemen. (Martens, Mertens, Maelfait en Verwaest., 2015) Uit onderzoek blijkt dat hoe persoonlijker de boodschap is, hoe groter de kans dat mensen zich bewust worden van hun risico en voorbereidingen gaan treffen. (Crisicentrum, 2013) Voor het project ‘Flood Aware’ heeft de Vlaamse overheid, afdeling Kust een project opgestart voor kinderen tussen 10 en 12 jaar. Het project startte in een school in Oostende door vzw ‘Horizon Educatief’. De bedoeling is om informatie over overstromingen en noodplanning over te brengen. De afdeling Kust is overtuigd dat deze ‘volwassenen van de toekomst’ deze informatie zullen doorspelen aan hun ouders en grootouders. Zo bereikt deze bewustwordingscampagne meer mensen dan enkel deze kinderen. Het resultaat is een educatief pakket genaamd DOE-stations (acroniem voor Doe, Ontdek en Experimenteer) bestaande uit 8 thema’s: duinen, golfoverslag simulator, noodplanning, kustbescherming, type van waterwegen, ‘Hoe leven we in de toekomst’?, ‘Wat is de beste plek om te leven in Vlaanderen’? en ‘Hoe bescherm ik mijn huis tegen overstroming’?. De thema’s combineren theorie en praktijk met leren door experimenteren en hierdoor plezier en kennis gecombineerd wordt. Voor het project werden de kinderen getest op hun kennis van de kust. Na het project werd dit opnieuw getest. De analyse hiervan toon aan dat kinderen geleerd hadden uit de verschillende thema’s. Een vrijwel complex verhaal werd succesvol aangeleerd door het experimenterend leren. Het project zal nu ook in andere scholen in Vlaanderen doorgaan. Ook in bibliotheken en natuurcentra zal het project uitrollen. (Crisicentrum, 2013; Flood Aware, 2013) Nog ter zijde heeft het hebben van zicht op zee, het hebben van een kelder of het wonen op gelijksvloer geen significante invloed op de perceptie van het overstromingsrisico. Verder stelt het onderzoek dat toeristen een hogere inschatting hebben voor het overstromingsrisico dan bewoners aan de kust. Mogelijke verklaring hiervoor zijn een zekere gewoonte aan de risico’s van stormvloed en overstroming, al is er meer onderzoek nodig naar deze piste. (Kellens et al., 2011) Over de bewustmaking bij inwoners aan de kust komen we terug bij de discussie.

3.5.4 Overstromingsbeheer en veerkracht: een inventarisatie

Er zijn verschillende mogelijkheden om overstromingsrisico’s te beheren door de kuststrook aan te passen. Uit onderzoek van Safecoast (2008) weten we dat verschillende studies zo een inventaris hebben gemaakt. Deze studies kan men omvormen tot vier gemeenschappelijke categorie??n: volgen we de terminologie van de EU overstromingsrichtlijn over beoordeling en beheer van overstromingsrisico’s (EU, 2007) en Safecoast (2008), het risk management model van Lumbroso (2007) en de veerkrachtconcepten van Hollnagell (2011) kunnen we volgende tabel opmaken voor het Masterplan Kustveiligheid. (Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust, 2011)

Beheer van primaire risico’s Beheer van residuele risico’s
Preventie (1) Crisis beheer (3)
Bescherming (2) Herstel (4)
Risico/crisiscommunicatie

Waarbij : 1) Acties die vooraf genomen kunnen worden in het gebied onderhevig aan overstromingsrisico met als doel het verminderen van de gevolgen van overstromingen.
(2) Acties gericht om overstromingsgevoelige gebieden te beschermen om zo werkelijke overstromingen te voorkomen.
(3) Acties om de voorbereiding en reacties in een crisis situatie te verbeteren om zo overstromingen te voorkomen of de consequenties beperken.
(4) Acties om de materi??le en immateri??le schade te herstellen na een overstroming heeft plaatsgevonden. Deze tabel omvat alle sleutelelementen: Preventie (1), Bescherming (2), Crisis beheer (3) en Herstel (4). De tabel beidt perspectief tussen de primaire risico’s en het managen van de residuele risico’s. Communcatie speelt zowel een rol in het management van primaire en residuele risico’s. (Safecoast, 2008)
Een volgende tabel kan dan opgesteld worden voor een niet exhaustief overzicht te geven van maatregelen die voortvloeien in het Masterplan Kustveiligheid en voorstellen die eerder zijn gedaan in deze thesis. In elke categorie vindt men ook een verschillende structurele maatregelen en niet-structurele maatregelgen. (Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust, 2011; Hollnagel, 2011; Lumbroso, 2007; Safecoast, 2008)
Table 8 Structurele en niet-structurele maatregelen
Categorie in het risico beheer Structurele maatregel Niet-structurele maatregel
Preventie Ruimtelijke ordening op de kwetsbaarheid te verminderen (verhuizing, bestemmingsplannen)
Ruimte reserveren voor:
– waterberging en afvoer naar overstromingsgebieden
– toekomstige geplande zeewering
Het gebruik van compartimenten (compartimentilization) met secundaire dijken.
Aanpassing van gebouwen en structuren
Herschikking van de omgeving Ruimtelijke indelingen
Bewustzijn cre??ren bij de bevolking
Overstromingsrisico’s communiceren:
– overstromingsmappen
– informatiecampagnes
– adviesraden
Bescherming Het bouwen, het aanpassen en het behouden van natuurlijke en door de mens gemaakte zeeweringssystemen (dijken, zeeweringen, duinen, barri??res, boulevard systemen)
Het bouwen, het aanpassen en behouden van natuurlijke en door mens gemaakte overstromingssystemen die wateroverbelastingen kunnen verhelpen (slikken, waterbeheer maatregelen, noodoverstromingsgebieden)
Het bouwen, het aanpassen en behouden van natuurlijke en door mens gemaakte systemen tegen kusterosie (dijken, zeewering, kribben, golfbrekers, zandsuppletie) Inspectie en controleprocedures voor het controleren van: -maximum weerstand; de toestand en de werking van de natuurlijke en door mens gemaakte kustbescherming.
Crisisbeheer Overstromingsbescherming en noodherstellingsfaciliteiten (zandzakken, mobiele dammen)
Droge veiligheidsroutes en evacuatieplaatsen
Beschikbaarheid van apparatuur en hulpdiensten Het monitoren van stormvloed en het gebruik van waarschuwingsprocedures (dijkbewaking)
Het opstellen en gebruik van:
– Rampenplannen
– Noodscenario’s
– Evacuatieplannen en procedures
– Crisiscommunicatie en informatieprocedures (Diverse media, radioberichten)
Herstel Pompen en drainagesystemen
Herstel van de zeewering
Wederopbouw van de infrastructuur
Wederopbouw van gebouwen en faciliteiten (schade herstel) Dekking van de verzekering
Rampenfonds
Psychologische ondersteuning
Herstelprogramma’s
Figure 10 Overzicht van structurele en niet-structurele maatregelen tegen kustoverstromingsrisico’s en het beheer van deze risico’s
3.5.5 Casestudie Sinterklaasstorm

De voorbereiding en de reactie van de verschillende kustgemeenschappen op de Sinterklaasstorm vindt men hieronder. De 4 concepten van de risk management cycle (prevention, preparation, response en recovery) worden hierbij toegepast. Ook de concepten van Hollnagel (2011) vinden we hierbij terug: ‘respond’, ‘monitor’, ‘learn, anticipate’.
Wanneer er wind over de Noordzee vanuit het noordwesten langs de oostkust van de Britse eilanden richting de Belgische kust waait, stuwt dit het zeewater in Noordzee naar onze kust. Tussen 4 en 7 december verplaatste zich zo een lagedrukgebied vanaf het noorden van Schotland in oostelijke richting. Dit zorgde in combinatie met een hogedrukgebied ten westen van de Britse eilanden voor een uiterst krachtige noordwestenwind. Dit resulteerde uiteindelijk in, wat in Belgi?? genoemd werd, de Sinterklaasstorm . (Nossent et al., 2014) De Sinterklaasstorm die donderdagnacht van 5 op 6 november over Belgi?? raasde, zorgde in Oostende voor springtij met een maximale waterstand van 6.33 meter TAW. Dit is net onder het niveau van een honderjarige storm (6,40m TAW) en 1,2 meter meer dan normaal springtij. (De Standaard, 2013a) Verwaest (2015) oordeelde dat dit een storm met retourperiode van 50 jaar was, gelijkaardig aan de storm uit 1953. In Oostende was dat dan ook de hoogste waterstand sinds de stormvloed van 1 februari 1953. (VTM Nieuws, 2013) Gelukkig viel de storm met windkracht van 8 tot 9 Bft en pieken van 11 Bft. (3 uur in de namiddag) niet tezamen met het springtij omstreeks 2-3 uur ‘s nachts. Hieronder vindt u de grafiek voor het verloop van het springtij. (Nossent et al., 2014)

Figure 14 Verloop van het springtij 05-06 december 2013

Tijdens deze storm is er ongeveer 2,4 miljoen kubieke meter zand in zee gesleurd, berekende Maritieme Dienstverlening Afdeling Kust. (De Redactie, 2014) De opgelopen schade van deze storm wordt op 14 miljoen euro geraamd. De stranden moeten hersteld worden omdat dit zand een essenti??le bescherming biedt tegen superstormen. (Recovery) (De Redactie, 2014) Verschillende voorzorgsmaatregelen werden genomen. In elke kustgemeente werden zandzakken gevuld. (Prevention en preparation – Respond) Het Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust (2014) oordeelde dat de maatregelen die afgelopen jaren getroffen werden, hun nut bewezen. De verbrede stranden hadden het water voldoende tegengehouden waar door de overstroming uitbleef. (Prevention) Doordat het water 1,2 meter hoger zou staan dan normaal springtij, kondigde de afdeling Kust de fase ‘Gevaarlijk Stormtij Kust’ af. Men spreekt van ‘Gevaarlijk Stormtij Kust’ indien er een hoogwater van 590 cm TAW aanwezig is. (Oceanografisch Meteorologisch Station, 2014) Hierdoor werden de hulpdiensten en civiele bescherming ingeschakeld voor preventieve maatregelen. (Respond – monitor) Voor eerst werd er ook een stormmuur geplaatst op de dijk van Oostende waar ook de burgemeester het gemeentelijk rampenplan afkondigde. (De Redactie, 2014) Ook op de dijken in Blankenberge en Zeebrugge werden mobiele stormmuren geplaatst. (Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust, 2014) (Prevention en preparation) Men ging ook over tot evacuatie. Ongeveer 2000 inwoners van Bredene werden aangemaand hun woning te verlaten. Noodnummers werden ook bekend gemaakt aan de verschillende inwoners van de kustgemeenten Oostende, Nieuwpoort, Brugge, Bredene en Blankenberge. (De Standaard, 2013b; VTM Nieuws, 2013) (Preparation ‘ respond) Zandzakken werden geplaatst op zwakke plekken en de politie sloot bepaalde delen van de zeedijken af voor het publieke als ook enkele kustbanen. (Prevention) Het Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust oordeelde dat dat de strandsuppleties die afgelopen jaren zijn toegepast goed gewerkt hebben. (Prevention) Zoals eerder vermeldt, hebben de stranden wel wat schade opgelopen. 2,4 kubieke meter zand verdween in zee. Een groot deel hiervan kwam terecht onder de laagwaterlijn waar het nog kan fungeren als zeewering. Concreet werd er tijdens de herstelwerkzaamheden terug 900.000 kubieke meter zand opnieuw herwonnen op het strand door middel van baggerwerkzaamheden en zandopspuitingen. (Recovery) Het Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust oordeelt ook dat deze herstelwerkzaamheden het Masterplan Kustveiligheid niet zal vertragen. Het Oceanografisch Meteorologisch Station (2014) (OMS) oordeelt dat alle voorspellingen van zowel het OMS als het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI) vrij tot zeer goed waren. De windsnelheid en de golfhoogte werden vrij goed voorspelt. Het peil van het hoogwater was goed voorspelt. (Learn ‘ anticipate).

Ook het concept van Hollnagel ‘To learn’ en ‘To anticipate’ kunnen we toepassen. Een hoge waterstand ontstaat altijd door verschillende factoren die samenvallen. De hoogte van het springtij, de windkracht, de windrichting, de duur van de stormwind, de luchtdruk en de baan van de depressie. (Oceanografisch Meteorologisch Station, 2014) In vergelijking met de Sinterklaasstorm kunnen de factoren veel ongunstiger uitvallen. Het hoogwater was niet uitzonderlijk hoog: 478 TAW in Oostende. De windkracht bleef beperkt tot 8 ?? 9 Bft. Dit kan ooit een zware of zeer zware storm zijn, maar toen de wind op zijn hardst was, kwam hij van het zuidwesten. Een noordwestenwind had voor veel meer opstuwing gezorgd. (Oceanografisch Meteorologisch Station, 2014) De depressie kern trok van west naar oost over Scandinavi?? en niet zoals in een worst case scenario, van noord naar zuid over de Noordzeekust. Hierdoor komt in dat scenario ook de wind veel langer uit het noordwesten. Ten slotte daalde de luchtdruk tot 1012 hPA in tegenstelling tot luchtdrukwaarden die tot 960 hPA dalen bij een normale stormdepressie. Hoe lager de luchtdruk, hoe hoger de zeespiegel aan de Belgische kust zal stijgen. (Oceanografisch Meteorologisch Station, 2014) Indien we kijken naar de toekomst en indien al deze factoren wel samen vallen, dan zal de Belgische kust rekening moeten houden met een waterstand die de waardes van 6 december of zelf 1 februari 1953 overschrijden. Hieruit kunnen we leren en hierdoor anticiperen in de toekomst.

Noodplanning en veerkracht

De diensten noodplanning van de provincie West-Vlaanderen moet ageren indien er een storm van dergelijke omvang, zoals de Sinterklaasstorm, plaatsvindt als de kustgemeenten zelf niet voldoende middelen of personeel hebben om zich te wapenen tegen de gevaren en de veiligheid te garanderen. Voornamelijk werden er op zwakke plekken, waar de storm een grotere impact kan hebben dan de meer beschermde delen, extra middelen ingeschakeld. Hier werden dan extra zandzakken geplaatst en een mobiele stormmuren werden tijdelijk aangelegd. Hieruit blijkt dat de kuststrook nog niet optimaal beschermd is. (Martens, 2015) De extra stormmuren hebben in Nieuwpoort zeker hun doel bewezen.
Ondanks een massale oproep om van de zeedijken weg te blijven, zijn er altijd mensen die daar geen gehoor aan geven. (Martens, 2015) Martens oordeelt dat de zeedijken relatief vrij was van personen. Hier zijn weinig problemen mee geweest. Achteraf was het risico overdreven, maar de dienst noodplanning oordeelt dat het beter is de risico’s niet te onderschatten en het zekere voor het onzekere te nemen.
Hier deed zich wel een probleem voor: in Knokke schatte de burgemeester de risico’s lager in. Hij communiceerde letterlijk ‘de alle overstromingsrisico’s overdreven zijn’. Hierdoor ging hij tegen de adviezen in en heeft de burgemeester van Knokke de inwoners van Knokke minder bescherming geboden. De dienst noodplanning oordeelt dat hij zijn operaties beter kan beheren en co??rdineren. De hulpdiensten in Knokke volgde deze adviezen van de dienst noodplanning wel en ging preventief zandzakken plaatsen om bepaalde plaatsen te beschermen. Overigens verloopt de informatiedoorstroming en de samenwerking zeer vlot tussen de verschillende kustgemeenten en het provinciaal niveau. Samenwerking tussen provincies verloopt ook goed zodat in geval van nood ten goede middelen geco??rdineerd worden.

Een probleem dat ontdekt is tijdens de Sinterklaasstorm is tijdnood. Er is zeer weinig tijd om zich voor te bereiden. Indien de risico’s groter waren, waar men over moest gaan tot evacuatie van meerdere delen aan de kust, dan zou men dit te laat kunnen klaarspelen. Dit is ook een grote zorg op provinciaal niveau. Er worden hiervoor ook plannen opgesteld om hieruit te leren. Het bijzonder nood- en interventieplan wordt aangepast hieraan. Dit zal nog enige tijd duren omdat ze hiervoor veel gegevens nodig hebben uit de verschillende kustgemeenten. Hieruit blijkt een adaptief en lerend vermogen.
Een ander probleem tijdens de Sinterklaasstorm was discipline 4: logistiek. Er was een tekort aan zandzakken. Dit is ook de reden waarom het een provinciaal noodplan werd afgekondigd. Met hulp van andere provincies zoals verschillende brandweerkorpsen en defensie konden deze tekorten opgelost worden.

Evacuatie zal in de toekomst beter kunnen. De geplande evacuatie in Bredene verliep niet goed. (Thoon, 2015) Burgers onderschatten de risico en reageren daar niet op ondanks de kritieke toestand in de wijk. (Martens, 2015) Indien er grotere stormen aan de kust arriveren, zal de Vlaamse overheid dienst noodplanning hier meer op in moeten zetten door bijzonder nood- en interventieplan hieraan aan te passen. Het probleem ligt alvast niet bij opvangplaatsen. Tijdens de Sinterklaasstorm was er een overaanbod aan opvangplaatsen. Dit blijkt, zoals eerder en later gesteld in de thesis, dat de Vlaamse overheid slecht is in risicocommuniceren. Achteraf reageerden inwoners wel dat moest het nogmaals voorkomen, men hier wel gebruik van zou maken. Hieromtrent komt een deel terug tijdens de discussie.

4 Discussie en aanbevelingen

In het volgende deel worden het onderzoek en het resultaat van de interviews besproken en worden hieromtrent aanbevelingen geboden. Zowel de kwetsbaarheid komt aan bod als de veerkrachtconcepten.

De Belgische kust is onderhevig aan overstromingsrisico’s, voornamelijk stormvloeden en stijging van de zeespiegel. Deze risico’s zullen de komende jaren enkel toenemen. De beveiliging van de kust vormt een uitdaging voor de komende jaren om zich te bewapenen tegen een storm die eens om de 1000 jaar voor komt.
De resultaten van de interviews geven weer dat er veel tijd, middelen en kennis wordt gestoken in de beveiliging van de Belgische kust. Kijkt men naar de buurlanden, dan valt het aan de Belgische kust relatief goed mee op gebied van stormen die over het land razen. (Verwaest, 2015) Toch zijn de middelen en voornamelijk geld nog een issue. Volgens Mertens zou het Masterplan Kustveiligheid dit jaar al klaar kunnen zijn, volgens Verwaest duurt dit minstens nog 10 jaar. Het is voornamelijk de minister die voldoende budgeten moet uitreiken. In de naloop van de Sinterklaasstorm is plots verhoogd geld ge??nvesteerd om dat het op korte termijn een prioriteit is. (Verwaest, 2015) Er wordt gesteld dat het ministerie van openbare werken ook andere belangrijkere prioriteiten eerst wil afhandelen. Het Masterplan is helemaal klaar. Het enige wat nog nodig is voldoende geld om het uit te werken. (Mertens, 2015) Martens (2015) klaagt verder aan dat er in een noodsituatie ook personeelstekort is om sommige zaken zoals informatie in goede banen te brengen. Informatie tijdens de storm is essentieel en dit kan nog beter beheert worden als er meer personeel is.

Volgens de verschillende onderzoeken en interviews hebben we al essenti??le stappen gezet in het verdedigen van onze kust door alvast alle zwakke plekken waar de 100 jarige storm schade kan toebrengen in orde te maken. Echter zullen deze plekken nog niet voldoende bescherming bieden moest er zich een storm voordoen die eens om de 1000 jaar voorkomt. Verschillende diensten waaronder de Dienst Noodplanning kunnen hierbij remedi??ren. (Martens 2015) maar dit zal niet voldoende zijn bij een storm met terugkeerperiode van 1000 jaar. Een heleboel locaties zullen dan overstromen. (Verwaest, 2015) Een bijzonder nood- en interventieplan wordt hiervoor opgesteld hoe men dan evacuaties zal organiseren. De dienst noodplanning zal hier tot in detail treden tot op het gemeentelijk niveau. Een storm die om de 1000 jaar voorkomt, lijkt weinig plausibel, maar is niet ondenkbaar als we kijken naar andere Westerse landen: de storm van 1953 in Nederland, de tsunami in Japan of de orkaan Katrina in New Orleans, Verenigde Staten. (Verwaest, 2015)

De verantwoordelijkheid om zich aan te passen aan het klimaat ligt voornamelijk ook bij de Vlaamse overheid en haar beleid. Als de Vlaamse overheid een deel van haar verantwoordelijkheid wil verschuiven op de burgers, zoals in andere landen als Groot-Brittanni??, dan zal dit nog jaren studies vereisen. (Mertens, 2015) Dan is het nog steeds de overheid die hiervoor regels moet opleggen. Burgers hebben ook niet alle nodige technische of achtergrondkennis. Van een eigen adaptief vermogen van Vlaamse burgers is er nog geen sprake. De overheid staat garant voor de bescherming van de burgers. Het zal in de toekomst wel belangrijker zijn om de kustinwoners te sensibiliseren, maar de kust is een plaats waar veel mensen wonen en veel kapitaal aanwezig is, zodat maatregelen belangrijk blijven om de kust te beschermen. (Mertens, 2015) Men moet wel nog aandacht geven aan de zelfredzaamheid van mensen. In sommige gevallen waar men verwacht van de overheid dat ze alles doen, zal men ook meer en meer kunnen rekening houden met de mogelijkheden van de bevolking om te helpen bij een noodsituatie. (Martens, 2015) Noodplanning van de toekomst zal hiermee rekening moeten houden, bijvoorbeeld bij het aanbieden van opvangplaatsen. Sociale media wordt al goed opgevolgd, maar er zullen nog systemen verzonnen moeten worden om die wil van de bevolking aan te spreken en om deze wil effectief te gebruiken. (Martens, 2015) Een gebrek aan ervaring speelt hier een rol. Er zal een systeem moeten komen waarin aanbod en vraag op elkaar afgestemd zijn. Aanspraak maken op de zelfredzaamheid kan ook helpen bij een effici??ntere overheid omdat zij niet altijd alle middelen of alle personeel hebben om overal aanwezig te zijn. (Martens, 2015)
Men kan ook niet alle verantwoordelijkheid van zich afschuiven als men in een risicovol gebied gaat wonen, (Martens & Verwaest, 2015) maar dit kan enkel starten aan kustgebieden als de Vlaamse overheid eerst voldoende haar burgers informeert. Een adaptief vermogen van burgers kan hierna meer ontwikkelen. (Verwaest, 2015) Het is en blijft voorlopig de taak van de Vlaamse overheid om alle burgers te beschermen. (Verwaest, 2015) De Vlaamse overheid stuurt wel bij naar een adaptief vermogen langs waterlopen. Langs de kustzone is dit nog niet zo. In de toekomst kan de Vlaamse overheid hier naar toe werken. (Verwaest, 2015) Het vraagt ook veel politieke moed om een aanpassend vermogen van inwoners aan te spreken.

Bewustmaking

Mensen zijn zich nog niet helemaal bewust van de risico’s die ze lopen, oordelen Martens, Mertens, Maelfait en Verwaest. We staan in Belg??e nog te weinig stil bij de risico’s die we lopen. We zijn onvoldoende voorbereid, want we gaan er van uit dat de overheid altijd garant zal staan. Langs de andere kant zijn de risico’s ook niet zo hoog en zijn hedendaagse beschermingsmiddelen tot een zeker niveau voldoende. Als inwoner van een kust lig je daar dan minder van wakker. Mensen die al stormen hebben meegemaakt wel, ander jongere mensen niet. Daar wil de overheid dan ook aan remedi??ren door het project ‘flood aware’ waarbij jongeren overstromingsrisico’s aangeleerd worden. De overheid neemt ook te weinig initiatief omtrent informatieverlening aan de kustgemeenten omtrent kustveiligheid. (Verwaest, 2015) Verwaest bevestigt ook dat het onderzoek van Bell en Graham (2007) ‘Effecient and effective? The 100-year flood in the communication and perception of flood risk hiermee in lijn ligt. Een 1 op 100-jarige storm of een 1 op 1000-jarige storm is te abstract voor kustinwoners. De Vlaamse overheid en de kustgemeenten zullen hier dus nog moeten investeren in heldere communicatie. Verwaest (2015) stelt verder ook dat dit voor problemen zorgt tijdens bijvoorbeeld evacuatie. Bij de evacuatie in Bredene tijdens de Sinterklaasstorm hadden deze mensen nog nooit gehoord dat ze in zo een zone gelegen waren. Zo een plotse evacuatie zorgt voor angst. Als deze mensen preventief verwittigd waren, dan hadden er waarschijnlijk meer begrip voor en zullen ze hier beter op reageren. (Verwaest, 2015) Dit is ook wat inwoners van Bredene stelden na de Sinterklaasstorm overging. (Martens, 2015)

Dijkverhoging versus Zandsuppletie

Het is voornamelijk gebleken dat zowel investeren in het verhogen van de dijken alsook het investeren in zandsuppleties de voornaamste beleidskeuzes zijn in het Masterplan kustveiligheid. Het enkel inspelen om harde maatregelen, zal de stranden doen verdwijnen en hierbij ook de toeristen. Daarom is het ook belangrijk om blijven te investeren in voldoende brede, hoge stranden die onderhouden zijn. (Mertens, 2015) De keuze voor zandsuppletie verhoogt dan de natuurlijke aantrekkingskracht van de kust en biedt een toeristische meerwaarde. Dit is voor een badplaatseconomie belangrijk. (Verwaest, 2015) Natuurlijk is dit niet altijd gemakkelijk om een afweging te maken. Als de stranden niet volstaan, dan moet men wel de dijken gaan verhogen. (Mertens, 2015) Dijken verhogen kan ook niet zomaar. (Thoon, 2015) Alles is dichtbebouwd. Wat er nu wel gebeurt om dat op te lossen, is het plaatsen van stormmuren. Zandsuppletie in combinatie met stormmuren is het voordeligste. De dijken verbreden is ook een optie. Dit gebeurt ook weer in combinatie dan met zandsuppletie. (Maelfait, 2015) Een ander probleem met stormmuren plaatsen of verhoging van de zeedijken is omdat dit visuele hinder kan veroorzaken. Dit is de voornaamste reden dat dijken minder snel verhoogd worden of dat er stormmuren al dan niet geplaatst worden. (Verwaest, 2015) Al kan men wel de dijken verfraaien zodat ook deze, naast zandsuppletie, een toeristische meerwaarde kan bieden.
Dit zijn goede aanbevelingen, alleszins tot 2050. Het Masterplan is opgesteld uit een aantal basisvoorwaarden voor de kust te beschermen tot en met 2050. Nog steeds zal de zeewering continu gecontroleerd moeten worden. Momenteel is er nog geen grote ramp gebeurd, dus kan de kust relatief veilig bevonden worden. (Maelfait)

Klimaatopwarming

Daarnaast zijn er nog steeds onzekerheden over de toekomst in verband met de klimaatopwarming. Soms zijn er te veel onzekerheden nog aan de klimaatvoorspellingen. Er wordt wel meermaals geconcludeerd dat de voorspellingsdiensten goed hun werk doen. Je kan niet tegen alles beschermen en het blijft moeilijk om 100 jaar verder te kijken. Daarom is het Masterplan Kustveiligheid ook opgesteld tegen 2050. Voorlopig ziet het met huidige maatregelen er goed uit, oordelen Mertens en Verwaest. Kritieke punten zijn er bijna nergens volgens Mertens, maar volgens Verwaest zijn er nog enkele. De gehele kust is dus bijna klaar om zich te verweren tegen een storm die om de 100 jaar voorkomt. Daarnaast zitten we met een klimaatopwarming die zorgt voor de stijging van de zeespiegel. Dit zal een van de grootste uitdagingen zijn voor de Belgische kust. Globaal gezien stijgt het zeewaterniveau tussen 1971 en 2010 gemiddeld 2 mm per jaar. Deze stijging liep echter een versnelling op tussen 1993 en 2010 met 3,3 mm per jaar. (IPCC, 2013) In Belgi?? is het gemiddelde zeeniveau in de periode van 1927 en 2006 gestegen met 1,69mm per jaar waarna dit opliep met vanaf 1992 met 4,41 mm per jaar. (Van den Eynde et al., 2012; Verwaest et al., 2013). Deze trend zal zich enkel maar verder zetten, dus de Belgische kust had er alle belang bij om het Masterplan Kustveiligheid op te starten om hieraan te remedi??ren.

Het vermogen om te reageren

Men probeert zich op elke mogelijk situatie voor te bereiden. Dit is dan ook het einddoel van het Masterplan kustveiligheid. Naast dit preventieve plan, blijkt ook dat de gemeenten en de provincie er alles aan doet om een storm op te vangen. Er worden continu voorspellingen gedaan over het weer en de stormen. Dit wordt continu gemonitord. Zijn er dan dreigingen, dan worden deze effectief en effici??nt geco??rdineerd. Wat wel gebleken is, is dat er een tijdsnood kan zijn om te reageren. (Martens, 2015) Hier zal blijven plannen maken en oplossingen zoeken om hier aan te remedi??ren.

Belang van lessen te trekken uit stormen

De Sinterklaasstorm heeft er voor gezorgd voor een ideaal moment om te trainen. Dit was een goede oefening. Die nieuwe ervaring liet toe de berekeningsmodellen bij te sturen na de storm. Met de storm werden ook de waterstand, de golfhoogte en de windsnelheden berekent. Achteraf heeft men door de storm dan de modellen hierdoor nog kunnen verfijnen. Het leren uit ervaring wordt hier goed toegepast. (Mertens, 2015) Er wordt ook overlegd met andere landen op een jaarlijkse meeting ‘North Sea Coastal Managers Group’ waarin elke gelijkaardige functie informatie uitwisselt over hoe ze bepaalde problematiek aanpakken. (Mertens, 2015) Er zijn ook verschillende door Europa gefinancierde projecten. (Verwaest, 2015) Er wordt voornamelijk ook samengewerkt met Nederland, Denenmarken, Duitsland, Engeland en in mindere mate Frankrijk. In deze samenwerkingsverbanden wordt er geleerd van elkaar en worden verschillende plannen naast elkaar gelegd.
Een andere les die getrokken is uit de Sinterklaasstorm is het belang van investeren in kustbeveiliging. (Verwaest, 2015). Er is nu wel degelijk aandacht voor gekomen en er is een bewustwording dat deze grote budgeten voor het Masterplan Kustveiligheid hun nut bewijzen. (Verwaest, 2015) Het geeft aan dat een 1000-jarige storm niet ondenkbaar is.
Ook naar aanleiding van de sinterklaasstorm zijn de noodplannen en draaiboeken aangepast. (Martens, 2015) Voor noodplanning heeft de provincie hier veel uit kunnen leren. Ook met andere landen worden er op het gebied van voorspellingen goed samengewerkt. Hiervoor zijn ook verschillende internationale projecten aan de gang voor meer samenwerking met de buurlanden om ook voor, tijdens en na stormen aan goede risicocommunicatie te doen ten opzichte van elkaar. Deze kennisoverdracht verloopt voorlopig stroef. Dit aandachtspunt zal in de toekomst verholpen worden door personen van de landen samen te zetten tijdens een crisis. (Martens, 2015)
De sinterklaasstorm heeft geen invloed gehad op het aanpassen van het Masterplan Kustveiligheid (Verwaest, 2015) Er wordt wel zone per zone een detailstudie gedaan. Verwaest (2015) legt het uit met een voorbeeld. Initieel was er in het Masterplan Kustveiligheid in Wenduine een enkele stormmuur voorzien op de zeedijk. Zo was dat eerst berekend. Achteraf in een detailstudie bleek dit niet voldoende. Hierdoor werd er een tweede stormmuur gebouwd met tussenin bergingsvolume. Deze is ondertussen ook effectief gebouwd. (Verwaest, 2015)

Het vermogen om te anticiperen in de toekomst

Volgens Verwaest (2015) zouden we in de verdere toekomst dan het Masterplan Kusveiligheid alternatieve scenario’s kunnen bestuderen als de zeespiegel meer dan een meter stijgt. Dan zou men langs de hele kust een verhoging moeten doen van de zeewering. In alternatieve studies komt dan naar boven dat men een extra duinen gordel moet aanleggen voor de zeedijk op de stranden zelf. Dit zal zorgen voor een betere zeewering. Vroeger lag er een natuurlijke duinengordel op de plaatsen waar nu appartementen gebouwd zijn. Die duinen zijn allemaal afgegraven en verdwenen. Dit zorgt nu voor een extra veiligheidsrisico. Door opnieuw een natuurlijke duinengordel aan te leggen, verhoogd men de veiligheid tegen overstromingen en reduceert men het risico drastisch met als nadeel dat er visuele hinder is met name zicht op zee van op de zeedijk. (Verwaest, 2015)
En andere voorbeeld zijn de havens. Dit zijn ook nog zwakke schakels. Om voldoende bescherming te bieden tegen overstromingen en te anticiperen op een ‘superstorm’ zal men hier stormvloedkeringen en stormmuren rondom de haven moeten plaatsen. Dit is al vervat in het Masterplan Kustveiligheid, maar vormt nog een uitdaging om uiteindelijk te bouwen. (Verwaest, 2015)

5 Besluit

Nabeschouwing

6 Bijlage

6.1 Reflectie met betrekking tot andere onderzoekdomeinen

Reflectie andere domeinen:

Ever since humans have lived near the sea, they have in- creasingly developed and applied technologies to reduce their vulnerability to coastal hazards. The same technologies can be applied to adapt to anticipated impacts of climate change. The above sections show that many technologies are avail- able to develop information and awareness for adaptation in coastal zones, to plan and design adaptation strategies, to implement them, and to monitor and evaluate their perfor- mance. However, many of the world’s vulnerable coastal countries currently do not have access to these technologies, nor to the knowledge that is required to develop or implement them. Effective coastal adaptation by these countries could therefore benefit from increasing current efforts of technology transfer

Furthermore, climate change is but one of many interact- ing stresses in coastal zones. The importance of controlling non-climate stresses in the quest to reduce vulnerability to climate change must not be underestimated. Reducing mal- adaptation and increasing resilience will increase the ability of natural and human coastal systems to deal with and re- cover from perturbations and thus reduce vulnerability to im- pacts of climate change.

6.2 Samenvatting

6.3 Schaal van Beaufort

6.4 Windroos

6.5 Douglasschaal

Bron Beaufort, Windroos en Douglasschaal: http://www.meetnetvlaamsebanken.be/Media/windschaal.pdf

6.6 Interviews

De interviews zijn uitgetypt in het ‘verbatim’ principe voor grammatica, dus het is woord per woord uitgetypt wat de ge??nterviewde verteld. Stopwoorden zijn hierbij weggelaten of woorden die een accent inhouden. Daarom zal het voorkomen dat zinsconstructies niet correct zijn. Hierdoor krijgt men wel de re??le transcripten van de gesprekken.

6.6.1 Tina Mertens
Ex werknemer Assistent Directeur Vlaams Instituut voor de Zee

Denkt u dat er een verandering moet komen in de omgeving of bij de mens omtrent de klimaatadaptatie en overstromingsrisico’s aan de kust?
Moet er meer ingespeeld worden op harde of zachte zeewering? Moet er alternatief gebouwd worden?

Wat moeten we doen? We moeten meer inzetten op de verdediging, we moeten adaptief zijn. Alleszins is alleen inzetten op harde structuren niet aangewezen. Dan gaat al het strand verdwijnen en gaat men toeristen verliezen. Sowieso is het beleid van de Vlaamse overheid in te zetten op het onderhouden van een breed en voldoende hoog strand. En als dat niet voldoende is om superstormen tegen te gaan, zal men inderdaad deze dijken moeten verhogen. Dat is dan zeker de beste maatregel, toch voor 50 jaar in de toekomst. 100 jaar vooruit is dat te moeilijk te zeggen, ze doen wel allemaal voorspellingen, maar voorlopig ziet het er naar uit dat het met deze maatregelen het wel goed zal komen. Er zijn zoveel, soms te veel, onzekerheden aan die klimaat voorspellingen of modellen dat ik daar geen uitspraak over wil doen. Je kan nooit beschermen tegen alles. Politiezones moeten voorbereidt zijn voor eventuele rampen. De verantwoordelijkheden moeten liggen bij het beleid en niet bij de burgers voor als er iets mis zou gaan. Als de overheid bijvoorbeeld in de toekomst zou willen, bijvoorbeeld bij ruimtelijke planning, gebouwen willen toestaan die overstroombaar zijn, ik zeg maar iets, zoals in Nederland. Dan vergt dit nog jaren studies, maar dan is het in eerste instanties de overheid die regels ervoor moet opleggen en dat moet bekijken. Die verantwoordelijkheid kan je niet bij de burgers leggen, omdat zij niet alle kennis hebben zoals achtergrondkennis en technische kennis van wat dat allemaal inhoudt. Dit moet sowieso door de overheid aangestuurd worden. Ik denk dat we nu niet klaar zijn voor zijn om zoiets te doen, zo een adaptief beleid van ‘men laat een beetje toe’. Plus, een misverstand dat vaak gemaakt wordt, door een paar zones op te offeren dat je er een paar kunt beschermen. Je hebt er misschien al van gehoord. Dat werkt op een rivier of een estuarium, waar je het waterniveau naar beneden kan halen, maar dat werkt niet aan de zee, dit is een oneindige massa. Dus door ergens water toe te laten, gaat de zee niet zakken. Veel mensen hebben deze misvatting dat je dit aan de kust kan doen. Onlangs is dan metropolitaan kustlandschap in de pers gekomen, je hebt het wel gezien. ‘Gaan de westkust opofferen ten voordelen van oostkust’? Dat gaat niet over opofferen van je laat de westkust overstromen, dat gaat over door niet geld te besparen of door niet inzetten op de westkust kunnen we meer bescherming bieden met ons budget aan de oostkust. Dit wou ik even duidelijk stellen. Dat die misvatting er zeker niet is. Ik hoop dat dit voldoende antwoord is op uw vraag.

Zijn voldoende voorbereidt op zo een 1000 jarige storm? Leren we voldoende uit ervaringen van het buitenland of van de Sinterklaasstorm? Nemen we deze lessen mee?

Dat vind ik van wel. Op zich, het heeft heel veel media aandacht gekregen, die Sinterklaasstorm. Een klein beetje te veel, maar dat is niet erg. Dit was een ideaal moment om mensen te trainen. Onder andere brandweer en politie om klaar te zijn als er al eens iets misgaat. Dit was een goede oefening om het zo te zeggen, ook al is er niets dramatisch gebeurd. Er is heel veel zand weggegaan. In de havens was het een zeer hoog waterniveau maar op zich zijn er niet veel ‘overstrominkjes’ gebeurd. Ik denk dat ze er zeker uit geleerd hebben. Elke nieuwe ervaring laat het toe om hun rekeningmodellen bij te sturen. Nu zo’n 1000 jarige storm hebben we nog nooit meegemaakt, aldus in de laatste eeuw. Al hetgeen wij nu berekenen, wat voor impact dat zou hebben, wordt allemaal met computermodellen gedaan. En door zo’n extreme storm, zoals de Sinterklaasstorm, mee te maken en door goed al die metingen te doen zoals waterstand en golfhoogte enzovoort omdat dan in uw modellen in te steken omdat dat dan zeker te verfijnen en te verfijnen. Dus ze leren daar zeker uit. Overleg vindt ook plaats met de buurlanden. Iedereen die actief is rond de Noordzee, dat zijn mensen die minstens ‘?n keer per jaar samenzitten omdat ook te bespreken. Dit noemt de ‘Nord-Sea Coastal Managers group’. Ikzelf ben er vroeger ook heen geweest om jaarlijks te overleggen met iemand die dezelfde taken heeft aan de Nederlandse kust, aan de Deense kust, aan de kust van Groot-Brittanni??, Duitslands enzoverder. Dus er is zeker samenwerking.

Waarom wordt er gefocust in het Masterplan Kustveiligheid op een 1000-jarige storm?

Het Masterplan Kustveiligheid kijkt verder dan de duizendjarige storm. Je hebt het waarschijnlijk gelezen dat ze overstromingsrisico’s gaan inschatten en dat is voor verschillende stormen waaronder ook de + 8,5 storm. Dus op zich hebben ze ook die risico’s bekeken. Dus hoe hoger uw storm, hoe minder de storm voorkomt, uw gevolgen die dramatischer zijn. Maar in uw risico berekening wordt er wel rekening mee gehouden en dan gaan ze prioriteiten stellen. Nu een 1000 jarige storm dat wijkt op zich (‘) net over de grens in Nederland beschermen ze algemeen tegen een 4000 jarige storm, 10 000 jarige storm geldt enkel voor dichtbebouwde zones, Nederland heeft verschillende normen en dat wijkt eigenlijk bijna niets af van een 1000 jarige van een 4000 jarige storm. Als men de waterstand enzovoort bekijkt, is dat miniem dat dat afwijkt. En er zijn studies gebeurd, van vroeger van zie: als Belgi?? onvoldoende gewapend is tegen een 1000 jarige, wat heeft dat voor impact op Nederland in vice versa. En dat is niet dramatisch. Het is niet dat wij in Nederland daarom in gevaar brengen. Dat mag zeker zo niet ge??nterpreteerd worden. Dus het is een genuanceerd verhaal. De 1000 jarige is een minimumnorm, maar soms doen ze beter, maar dat is voor de meest kritieke plaatsen waar dat ze ook bekijken van wegen de kosten op van zo een hoge bescherming tegen de impact op maatschappelijk vlak want hoe hoger je gaan beschermen in havens, hoe meer dat je visuele hinder gaat krijgen door stormmuren enzovoort dat je gaat moeten bouwen enzoverder. En het kan zijn dat er ergens een compromis moet gesloten worden en het kan zijn in onderhandelen enzovoort. Ze zeggen minimum de 1000 jarige storm, maar soms doen ze beter. Dit komt niet zo duidelijk, dat geeft ik toe, naar voren in dit masterplan, maar alleszins die berekeningen zijn gedaan en het Waterbouwkundig Labo kan hier meer over zeggen.

Sommige delen zijn enkel voorbereidt om een 1/100 jarige storm, weet u daar iets mee over?

Sowieso 1000 jaar is een norm die langs de gehele Noordzee gangbaar is. Die 1 op 100 is niet meer waar. De huidige toestand kan u vinden bij kustveiligheid en in Oostende ligt er al een groot strand en zijn er al werken geweest tegen een 1000 jarige storm. Dat was vroeger 1 op 100 in de meest zwakke, maar dat is bijna nergens niet meer het geval. Heel de kust is nog niet veilig tegen een 1000 jarige, dat niet, maar de meest kritieke zones zijn bijna allemaal aangepakt.

Denkt u dat inwoners van de kust in zich voldoende bewust zijn van aan de kust te wonen en risico’s die bijkomstig zijn bij zo een overstroming?

Nee. Hier is al een doctoraat over geschreven door Wim Kellens. Ik hoop en denk dat dat genoeg zegt. Inderdaad mensen zijn zich er niet van bewust. Mensen die het hebben meegemaakt uiteraard wel. Die kennis door dat dat verloren gaat en feit dat dat niet gemaakt hebben, is dat besef er ook niet.

Hoe ziet u het Masterplan Kustveiligheid naar de toekomst toe? Gaat dit voldoende remedi??ren aan de risico’s?

Het enige probleem is dat er voldoende geld moet zijn om die uitvoering te bespoedigen. Dus normaal gezien was het de bedoeling om dat plan volledig gerealiseerd te hebben dit jaar, maar ja de overheid, de minister moet er voldoende budget voor uitreiken en de minister is natuurlijk bevoegd voor verschillende, dat is de minister van mobiliteit en openbare werken en die is zowel verantwoordelijk voor putjes vullen in de weg als zand op het strand opspuiten en putjes in de weg opvullen, daar worden mensen elke dag mee geconfronteerd, maar een 1000-jarige storm worden mensen niet elke dag mee geconfronteerd. Dus dan is dat logische voor de visibiliteit van de minister misschien dat hij eerder inzet op het vullen van putjes dan op het opspuiten van stranden. Maar dus dat is het hele probleem waar ook afdeling kust niets aan kan doen. Ze hebben hun plannen. Ze liggen allemaal klaar, maar natuurlijk dat kost enorm veel geld. Er moet voldoende geld naartoe gaan. En als het gerealiseerd is, gaat het zeker voldoende bescherming bieden.

6.6.2 Daphne Thoon
Ingenieur bij Team Ontwikkeling Kust, afdeling Kust.

Denkt u dat er een verandering moet komen in de omgeving of bij de mens omtrent de klimaatadaptatie en overstromingsrisico’s aan de kust?

Een filosofische vraag. We hebben zelf al zoveel het risico op overstroming bekeken en hiervoor pakketten met maatregel ervoor gezorgd voor het garanderen van de kustveiligheid. En dat beschrijft eigenlijk het beleid dat wij voeren.

Denkt u dat dit Masterplan Kustveiligheid voldoende is in huidige omstandigheden?

Wij beogen een voldoende veiligheidsniveau, dus bescherming tegen stormen met een retourperiode van 1000 jaar tegen 2050. Dat houdt concreet in dat wij rekening houden met een zeespiegelstijging tot 2050.

Waarom is het eigenlijk een 1000 jarige storm?

Er is een volledige studie over geweest met het risico van al die stormen en schade en slachtoffers er van en het is een soort van haalbaarheidsstudie gedaan tegen welke stormen kunnen we onze kust beschermen en ook de frequentie van die storm natuurlijk. Het heeft geen zin om de kust te verdedigen tegen een storm die nooit kan voorkomen. Het is een afweging geweest van kosten-baten, risico’s’

Denkt u wat het beste is, meer dijken verhogen of meer zand toevoegen?

Dijken verhogen kan men niet zomaar, alles is dichtbebouwd. Wat wij wel doen, is lokaal het lokaal verhogen door middel van van een stormmuur en dat combineren we met strandsuppleties en er is een volledige studie geweest wat dit is met kosten-baten het voordeligst is geweest. Zandsuppletie is het voordeligst in met op sommige locaties een strommuur met bijvoorbeeld in Wenduine waar wordt gebouwd.

In 2013 raasde de Sinterklaasstorm ons land over. Is dit allemaal goed verlopen?

Dit is een grote vraag. We hebben een bepaalde procedure die gevolgd moet worden. Dit is heel breed, van stormvoorspellingen tot afsluiten van staketsels en zelf evacueren. Het is heel moeilijk te zeggen wat er is misgelopen. De evacuatie van Bredene verliep niet goed en dat zijn natuurlijk factoren die je niet in de hand hebt als overheid. Ik weet niet of je de beelden hebt gezien, in Frankrijk zijn er heel wat ramptoeristen naar de kust gegaan. Dat is niet uit te sluiten bij ons ook. Dergelijke zaken. Ik was er niet veel bij betrokken. Ik denk dat politie en hulpdiensten goed op de hoogte zijn van onze procedures. Het is niet dat we niet voorbereidt waren. We hebben wel procedures bij welk waterniveau welke mensen er gecontacteerd moeten worden.

6.6.3 Hannelore Maelfait
Adjunct adviseur, Provincie West-Vlaanderen; Gebiedswerking Kust
Co??rdinatiepunt Duurzaam Kustbeheer (CDK)
Co??rdinatiepunt Ge??ntegreerd Beheer van Kustgebieden

Denkt u dat er een verandering moet komen in de omgeving of bij de mens omtrent de klimaatadaptatie en overstromingsrisico’s aan de kust?

Ik denk dat er een combinatie is. Het is niet of, het is een en-en verhaal en geen of-of verhaal. Ik denk dat we in Belgi?? veel te weinig stilstaan bij de risico’s en dat we daar eigenlijk onvoldoende op voorbereidt zijn omdat we er van uit gaan dat overheid dat blijft op zich nemen, de overheid staat garant daarvoor. In Engeland is waar een overheid zegt ‘neen, we laten dat los’. Hier in Belgi?? staat Belgi?? garant voor de bescherming van de mensen. Naar de toekomst toe zal het belangrijker zijn om uw inwoners zelf meer te sensibiliseren. Langs de andere kant ga je de kust ook niet kunnen loslaten. Uiteindelijk is de kust een woonplaats voor zoveel mensen en zit daar zo een groot kapitaal achter dat je ook niet zomaar kan zeggen, laat die storm maar komen en we zien wel wat er gebeurt. Sowieso gaan er nog maatregelen belangrijk zijn om onze kust in de toekomst te beschermen.

Moet er meer ingespeeld worden op harde of zachte zeewering?

Sowieso gebeurt er nu al een combinatie. Zoals we zien gaan we de dijken verbreden zoals nu gebeurt in Wenduine, maar tegelijkertijd gaat men een combinatie maken met een grootschalige zandsuppletie voor die dijk, dus men maakt eigenlijk een combinatie, zowel harde als zachte maatregelen.

Zijn inwoners zich voldoende bewust van de risico’s die ze lopen?

Neen. Ja en neen. Neen, omdat uiteindelijk de risico’s niet zo heel groot zijn momenteel. Misschien naar de toekomst toe dat die risico’s hoger zijn, maar momenteel zijn die risico’s niet zo hoog. Momenteel zijn de hedendaagse beschermingsmaatregelen voldoende. Ook als inwoner lig je daar niet onmiddellijk stil van. Het leeft meer en meer bij de inwoners, maar qua perceptie niet.

Geeft de Vlaamse overheid voldoende informatie?

Ik kan dit niet uit mijn hoofd vertellen. Ik weet dat er voldoende informatie beschikbaar is, er wordt op verschillende manieren gecommuniceerd. Niet direct van Vlaamse overheid naar de inwoners toe, maar zeker naar de lokale gemeentes toe. Er is ook een doctoraatthesis over van Wim Kellens. Hier vindt u een meer wetenschappelijk onderbouwd antwoord.

Waarom is het eigenlijk een 1000 jarige storm?

Ik denk dat dit communicatief is en dat dit voornamelijk uit de buurlanden komt om zich te bewapenen.
Het Masterplan Kustveiligheid, hoe ziet u dit voor de huidige omstandigheden of voor in de toekomst?

Het Masterplan Kustveiligheid is opgesteld van uit een aantal basisvoorwaarden voor de kust en ik denk dat het goed is dat het een plan uitstippelt voor de kust tot 2050 en erna moeten we kijken hoe we er mee omgaan want er zullen nog keuzes gemaakt moeten worden in de toekomst en hoe we omgaan met de zeewering en kustbescherming. Momenteel betekent dat we geen grote rampen hebben, dus momenteel betekend dit deze kust relatief veilig is en dat juiste keuzes gemaakt worden.

Werken onze kustdiensten en de plannen bij een storm voldoende?

Dit is moeilijk te beantwoorden van mijn provinciale rol. Ik weet dat de diensten van de gouverneur bezig zijn met plannen daaromtrent. Het is nog niet voorgevallen om het (provinciaal) rampenplan in actie te treden, dus ik weet niet of het werkt of niet.

6.6.4 Anne Martens
Arrondissementscommissaris bij Vlaamse Overheid
Leidinggevende Dienst Noodplanning West-Vlaanderen

Zijn we voldoende voorbereid op een storm van dergelijke omvang? Waren de diensten voldoende voorbereid op de Sinterklaasstorm?

Ja, je hebt twee zaken. Je hebt het preventieve, dus het kustbescherming actieplan van de Vlaamse overheid van afdeling kust die zich er mee bezig houdt. Dit zijn de versterkingswerken die ons moeten beschermen tegen een 1000 jarige storm. Die zijn bezig. Die zijn nog niet allemaal uitgevoerd want men heeft geen budget om dit allemaal in een keer te doen. En je hebt de dienst noodplanning. We moeten gaan ageren op het ogenblik dat het misgaat. Een grotere storm bijvoorbeeld op plaatsen waar de werken nog niet zijn voltooid. Dit is ook bij de Sinterklaasstorm. Wat we gezien hebben, er waren voorspellingen van een TAW van een golfhoogte van boven de normale golfhoogte voorspeld van 6,3 en we hebben preventief de uren ervoor massaal zandzakken moeten gaan plaatsen om bepaalde woongebieden te gaan beschermen. Dus vandaag de dag is dat nog niet, is de kust nog niet optimaal beschermd.

Er zijn ook preventief stormmuren opgesteld. Denk u dat dit een goede preventieve maatregel is?

Ik denk het wel. In Nieuwpoort hebben ze wel hun doel bewezen. Zeker Nieuwpoort. Ik weet het niet allemaal van buiten weer want het is nu een tijdje geleden. Ja, toch wel.

Denkt u dat de dijken voldoende veilig waren voor het publiek? Deed de politie goed hun werk?

Wel er is een massale oproep geweest om niet naar die storm te gaan kijken en het publiek daar van weg te houden, maar je moet altijd zien dat als de mensen daar geen gehoor aan geven, moet je u afvragen wat is nu de hoofdtaak van de politieman op die moment. Nu, we hebben er niet veel problemen gehad met de Sinterklaasstorm hoor. Maar je moet altijd rekening houden dat we een beperkt aantal middelen en mensen hebben en dat er op zo een moment waar je uw politiemensen gaat inzetten en ik ben van oordeel dat als de overheid via voldoende kanalen heeft verwittigd, dat er zich een groot risico voordoet, en de mensen willen er toch naar gaan kijken, dan is dat op eigen risico. Dan moeten ze niet verwonderd zijn dat ze daar verwondingen kunnen gaan oplopen. Wij hebben daar op dat moment geen problemen mee gehad tijdens de Sinterklaasstorm, in tegendeel er werd achteraf, maar dat is natuurlijk makkelijker gezegd, gebleken om niet naar de kust te gaan, overdreven was.

In Knokke werd het risico heel laag ingeschat. Kan u hierover iets mee vertellen?

Er is een verschil tussen wat de burgemeester heeft verklaard in Knokke en wat de hulpdiensten daar gedaan hebben. Er zijn daar zaken gebeurd: de burgemeester heeft de opdracht gegeven om versterking te maken aan zijn surfclubs, maar daardoor heeft hij eigenlijk de bewoners van de kust zelf in minder bescherming geboden. Wat hij daar gedaan heeft, was niet zo verstandig. De burgemeester van Knokke gaat soms nogal zijn eigen gang. Hij zou dat beter geco??rdineerd doen. Hij heeft gezegd dat dat overdreven was. Een van de enige die zei dat dat overdreven was al die heisa daarrond. Dat is voor zijn eigen conto. De hulpdiensten van Knokke hebben wel degelijk, in tegenstelling tot wat de burgemeester vertelde, zijn er in Knokke ook heel wat zandzakken geplaatst om versterking te bieden, om bepaalde plaatsen te versterken, maar hij heeft zelf gezorgd voor een berg zand, ik weet niet hoe hoog, te maken voor zijn surfclubs. Hij heeft eigenlijk een risico genomen.

Denkt u dat de voorspellingen goed verlopen? Denkt u dat deze voorspellingen de juiste waren?

Naar aanleiding van de storm zijn nu de plannen ook aangepast wat in realiteit gezien is. Er wordt constant door de afdeling de kust aangepast. Draaiboeken zijn ook aangepast. Want het onze kust is zowel beveiligt door zandsuppletie, maar een keer dat er een storm gepasseerd is, is die zandsuppletie weg. Op moment daar kort na, heb je een andere situatie. De draaiboeken zijn hierop ook voorschreven voor wat als er een tweede storm zich hier direct daarna voordoet. Ook voor andere situaties. Men leert constant nog bij.

Welke aanpassingen zijn er vooral gebeurd?

Dat weet ik niet. Daarvoor contacteert u afdeling kust. Dat is het preventieve werk en dat is hun winkel.

Heeft de dienst noodplanning na de storm hun diensten goed bewezen? Waren jullie goed voorbereid?

Ja. We zijn zelf ook ons bijzonder nood- en interventieplan, overstromingen van uit zee aan het opmaken. We hebben daar heel veel gegevens voor nodig van uit de kustgemeenten omdat de grootste zorg op provinciaal niveau zich zal stellen is hoe dat we massale evacuatie van een groot deel van de kust, van de hele kust, hoe dat we dat gaan moeten organiseren, want we hebben bijzonder weinig tijd. We hebben dat gezien bij de Sinterklaasstorm. Bijzonder weinig tijd gekregen om ons voor te bereiden. Het was pas de ochtend zelf dat duidelijk was dat de wind gedraaid was en dat we te maken gingen krijgen met een TAW 6,3, terwijl de dag ervoor men sprak over 5,’ Dus ja, daar wordt ook nog aan gewerkt. Voor de rest kan ik zeggen dat het grootste probleem zich bevindt in de co??rdinatie van discipline 4 noemen wij dat, dat is de discipline logistiek dat moest zorgen voor zandzakken. Daar is er op provinciaal vlak geco??rdineerd worden want ik heb 2 uur in de namiddag kreeg ik al bericht van Jabeke dat ze geen voorraad kregen en dat zij massaal nog vraag kregen van de gemeente. Dan hebben we samengewerkt met defensie en met andere provincies, de brandweerposten ook van andere provincies om er voor te zorgen dat er voldoende zandzakken naar ons kwamen.

En die co??rdinatie zorgde voor een voldoende oplossing?

Ja, dat is allemaal gelukt. Men heeft wel tot ‘5 voor 12’ moeten werken, maar het is uiteindelijk allemaal wel gelukt. Dat is de hoofdtaak dan van een burgemeester, in dit geval de gouverneur, dat als je een te kort aan middelen hebt, dat ge dan moet gaan co??rdineren om dan aan de bestuurlijke overheid te gaan beslissen wie wel krijgt en wie niet. Wij hebben uiteindelijk wel voldoende middelen gevonden voor iedereen.

Denkt u dat de politie of hulpverleners hun diensten goed deden?

Ja. Daar heb ik geen klachten van gehoord. Ik denk ook dat de politie minder taken had. Een beetje beveiliging hier en daar. In deze situatie ging het voornamelijk om brandweer en discipline 4.

Stel de storm had erger geweest, was het noodplan voldoende geweest? Had er een kans geweest door het gebrek aan zandzakken, dat er meer schade of slachtoffers geweest waren?

Er hadden meer evacuaties nodig geweest van meer gebieden. Ging de TAW hoger geweest zijn naar 6.5, dan heb je meer gebieden die onder water kunnen komen en moet men meer preventief evacueren, maar het ging nog altijd mogelijk geweest zijn om het binnen West-Vlaanderen te doen. Defensie zat ook mee met ons aan tafel. Defensie is een onderdeel van discipline 4. Die werken direct met ons samen. Die hebben manschappen gestuurd en zandzakken en van alles. Er zijn heel veel militairen ingezet om zandzakken te vullen en deze te plaatsen.

Wat moet er in de toekomst veranderen in geval van storm?

Preventief kan er nog heel wat verbeteren, bij afdeling kust, om de kust beter te beschermen. En dan moeten wij op ons vlak, een plan massale evacuatie meer voorbereiden, maar daar heb je dus voldoende tijd nodig.

Verloopt de informatie doorspeling goed?

Ze konden ook niet vroeger de voorspellingen doen die ze gedaan hebben. Dat is niet het probleem geweest. Dat heeft met de weersomstandigheden te maken die gewijzigd zijn. Die informatiedoorstroming is wel goed verlopen. Dat werkt.

Stel de storm was groter, dan zou het nationale niveau ingeschakeld worden. Denkt u dat het goed zou verlopen dan?

Neen, ik geloof daar niet in dat ze van uit nationaal zoiets gaan co??rdineren. Dat heb je gezien ook in Wetteren dat men daar ook niet vlug geneigd toe is, omdat men niet over middelen beschikt en veel te weinig zicht heeft op de mogelijkheden die zich provinciaal en gemeentelijk bevinden. Samenwerking gemeentelijk en provinciaal dat werkt wel. Maar een minister van binnenlandse zaken is te weinig dagdagelijks bezig met noodplanning om daar goed zicht op te hebben. Ze hebben natuurlijk wel hun medewerkers, maar die zijn niet zo operationeel bezig, enkel algemeen voorbereidend preventief, niet op het moment zelf operationeel.

Gemeentelijk en provinciaal in voldoende tijdens een bepaalde storm?

Ja, je kan natuurlijk ook samenwerken met andere gouverneurs, en bij hen middelen vragen of opvangplaatsen vragen. Dus dat wel. En eventueel naar crisiscommunicatie toe, maar ik zie niet in wat een minister beter kan dan een gouverneur. Natuurlijk, er wordt altijd samengewerkt met nationaal niveau, want je zal een aantal, de gouverneur is eigenlijk in noodplanning, de afgevaardigde van de minister. Dus als hij middelen opvraagt, is dat op kosten van de minister dus als hij dat vraagt, is er daar wel altijd overleg in.

Wordt er ook samengewerkt met het buitenland?

Ja, we zijn nu bezig met een internationaal project, het is nog onzeker, maar we willen de risico’s van een storm in Frankrijk, wat daar de invloed is van een storm, niet alleen op de Belgische kust, maar ook op de Belgische gemeenten want je weet dat het water als dat Frankrijk binnenkomt, dan stroomt dat naar beneden richting Belgi??, richting Vlaanderen. Dus daar is er nog wel werk aan de winkel om de invloeden allemaal te bekijken. Frankrijk werkt ook met andere, TAW dat kennen zij niet. Zij werken met co??rdinaten voor de hoogte van het zeewater te bepalen enzovoort. Er nog een allemaal werk om dit gelijk te stellen of er voor te zorgen dat men over hetzelfde spreekt, maar daar hebben we al een werkgroep voor opgericht met mensen van meteo Frankrijk en het KMI van bij ons zodat zij beter om elkaar afgesteld zijn. En algemeen werken wij veel samen met Frankrijk en Nederland. Dus op gebied van algemene noodplanning kennen wij elkaar.

Kennis overdracht verloopt goed?

Wel, ik moet eerlijk toegeven dat dat het laatste is waar je aan denkt. Op het moment van zo een crisis is er zodanig veel bezig met uw eigen beheer dat dat soms wat vergeten wordt. Dat is een aandachtspunt. We hebben grensoverschrijdende overleggen zowel met Nederland als met Frankrijk waarbij de we goede praktijken van elkaar overnemen en bijvoorbeeld bij Nederland is er een afspraak dat als er iets gebeurt dat mogelijk effect heeft op de andere. Dat er een liaisonofficier komt zitten bij ons of andersom om goed te weten wat er allemaal gaande is. Met Frankrijk is dat ook, maar daar heb je natuurlijk wel een taalprobleem, zij verstaan ons beheer niet. Wij dat van hen wel, maar zij dat van ons niet.

Denkt u dat er een verandering moet komen in de omgeving of bij de mens omtrent de klimaatadaptatie en overstromingsrisico’s aan de kust?

Ik ben er van overtuigd, niet enkel van aan de kust, maar van alle burgers. Waar we vroeger dachten dat de overheid alles moest doen als er zich een noodsituatie voordoet, ben ik er van overtuigd dat we meer en meer rekening moeten houden met de eigen mogelijkheden van de bevolking om niet alleen zichzelf, maar ook de mensen rondom hen de mensen te gaan helpen in zo een noodsituatie. We hebben dit gezien met Pukkelpop ook. De mensen stellen massaal opvangplaatsen ter beschikking voor mensen die daar in die storm zaten. Ik ben er van overtuigd dat we hier meer rekening mee moeten houden in noodplanning, met de mogelijkheden van de burgers zelf. Niet alleen voor de kust, maar dat is algemeen. Daar wordt weinig rekening mee gehouden. Wat we bijvoorbeeld wel doen, is sociale media opvolgen en monitoren. Het gebruik maken van de voorstellen van de burgers, dat is iets waar we nog een systeem moeten voor verzinnen om dat goed aan te pakken. Dat is natuurlijk massaal, je gaat dat moeten gaan organiseren ook. We hebben daar nog niet zo veel ervaring mee omdat te doen. We moeten daar systemen voor gaan ontwikkelen omdat te doen. Het aanbod en de vraag op elkaar afstemmen. We moeten daar allemaal mensen voor hebben, dat is een beetje het probleem, wij hebben nu al te weinig medewerkers om in geval van een noodsituatie om al uw taken te volbrengen en om daar aan te voldoen. Dat is een groot probleem. Bijvoorbeeld de informatie verwerking, daarvoor zou je eigenlijk al een persoon alleen moeten hebben om echt al uw informatie te gaan managen. Dat wordt nu volop besproken, de mogelijkheden dat je daar mee hebt. Je moet de mensen hebben die daar voor opgeleid zijn en die daar permanentie daar kunnen doen enzovoort. Dat hebben we vandaag nog niet.

Denkt u dat de gouverneur zijn taken tijdens de Sinterklaasstorm goed kon volbrengen?

Ja, tijdens de Sinterklaasstorm heeft hij dat zeer goed gedaan. Dat was natuurlijk vooral communicatie op het ogenblik zelf. Er heeft zich veel preventief, zoals ik gezegd heb, hebben we middelen voorzien, maar op dat ogenblik, was hij in de gemeenten en heb ik zelf voor de middelen gezorgd. En erna was het vooral communicatie en dat heeft hij goed gedaan. Hij zou dat ook wel goed gedaan hebben, de co??rdinatie van middelen. Toen was hij op bezoek in de gemeenten, in Bredene waar ze moesten evacueren.

Verliep deze evacuatie goed?

Er zijn heel weinig mensen die daar op ingegaan zijn, op het voorstel om te gaan evacueren. Dit was een wijk waar het toch wel kritiek is. Dit is wat we algemeen zien, de mensen geloven dat niet. Er was massaal ingezet op opvang, terwijl er maar 10 procent naar een opvangcentrum komt. De meeste mensen gaan zelf naar familie of kennissen. Ze maken daar weinig gebruik van. Er was een overaanbod van opvangplaatsen. Maar achteraf heeft heel wat bevolking gezegd dat men geschrokken was van de toestand en moest het zich opnieuw voordoen, dan zou men wel gevolg geven aan de vragen om te evacueren.

Denkt u dat bevolking klaar voor een meer adaptief vermogen van de bevolking?
Ik denk wel dat de bevolking daarvoor te vinden is. Zelfredzamer te zijn. Ik denk dat de overheid een taak heeft om de bevolking daarvoor te sensibiliseren. Om meer zelfredzamer te zijn om dat de overheid gewoon de middelen en de mensen niet heeft om alles voor iedereen te doen. De tijd van de verzorgingsmaatschappij is voorbij. Daar moeten we ons bewust van zijn. De overheid kan hierin wel co??rdineren op de moment zelf en preventief de bevolking daarvoor een beetje op te voeden. En daar moet je dat doet je best via de kinderen, want lagere schoolkinderen zijn daar nog vatbaar voor, voor zo instructies en zij nemen dat dan ook mee naar huis en zo werk je het best. ‘Flood aware’ is zo een project. Ik heb er nog geen resultaten van gezien, maar ik geloof daar wel in.

Om de Oostkust te redden, geven de Westkust op. Wat denkt u daar van?

Ja, ik woon aan de Westkust, dus neen. (lacht) Dat is onmogelijk. Dat is utopie. Dat is een beslissing die men nooit kan nemen. Je kan niet al de mensen die wonen aan de Westkust gaan vergoeden omdat ze zouden verhuizen. Neen, er zijn van alle idee??n. Je hebt een firma die baggerwerken doen die vinden dat men eilanden moet plaatsen voor de kust om de kust het meeste beschermen. De Vlaamse Baaien, dat kan ik niet inschatten, ik ben geen wetenschapper. Ik ga er geen uitspraken over doen.

Als inwoner van de kust, wat vindt u voor de toekomst de beste alternatieve maatregelen?

Neen, ik ben ervan overtuigd dat we inderdaad te maken zullen hebben met een stijging van het zeewaterniveau, maar welke maatregel, daar kan ik niet op antwoorden. Dat is voor wetenschappers.

Hoe staat u tegen over overstromingsgebieden?

Mensen die weten dat ze in overstromingsgebied gebouwd hebben, vind ik wel dat ze een risico hebben aanvaard en dat zij de eerste moeten zijn die hun woning zelf laten aanpassen. Je moet je risico’s aanvaarden. Ik zal dat ook moeten doen. Als je daar iets koopt, dan weet je dat dat binnen honderd jaar mogelijks niet meer zal bestaan.

Dus om te herhalen, werkte discipline 4 niet zo goed?

Neen, dat heeft goed gewerkt. Het probleem was dat er binnen de provincie bij de civiele, dat we een provinciale fase hebben afgekondigd. Velen zeiden tegen mij, waarom heb je dat gedaan? Dat is de reden, als je een gebrek aan middelen hebt en dat men mogelijke keuzes zal moeten maken en dan heb je een bestuurlijke overheid nodig om die keuzes te maken. De reden om een noodplan af te kondigen. Dat is net de taak. Anders kunnen de operationele dat zelf doen. Alleen communicatie naar de bevolking doen. Bij deze was dat niet zo noodzakelijk om zo een plan af te kondigen. Bij een verkeersongeval op de A19 wel, maar hier had je een gebrek aan middelen op een bepaald ogenblik om 2 uur in de namiddag, tot ‘5 voor 12’ hebben we dat moeten opvangen en defensie aanspreken en de andere provincies aanspreken en de brandweerkorpsen binnenin de provincie. En dat is juist een typisch voorbeeld van een beleidsbeslissing. Ja, alles is naar behoren verlopen. Dat is typisch, anders spreekt men gewoon over hulpverleningsdiensten, en dan spreek je niet over noodplanning, maar alleen op het ogenblik dat je co??rdinatie nodig hebt, dat men over noodplanning spreekt. Alles iedereen zijn gewoon werk kan doen en zijn gewone middelen heeft dan is het geen noodsituatie.

6.6.5 Toon Verwaest
Vlaams Ministerie Mobiliteit en Openbare Werken; Departement Mobiliteit en Openbare Werken; Waterbouwkundig Laboratorium; Kust en Maritieme Toegangswegen
Co??rdinator Kust en Maritieme Toegangswegen
Onderzoeker Masterplan Kustveiligheid

Denkt u dat er een verandering moet komen in de omgeving of bij de mens omtrent de klimaatadaptatie en overstromingsrisico’s aan de kust?

Dat is een goede vraag. Ik denk eigenlijk dat in een ideale wereld, het allebei in de goede richting gaat. Er wordt heel veel ge??nvesteerd in het versterken van de zwakke plekken aan de kust. Dat weet je wel, het veiligheidsplan. Maar er wordt nog niet zo heel veel energie gestoken in eigen bewust making van de mensen in de risicozones, zal ik zeggen. Dat kan beter. Het kan dus alle twee beter.

Denkt u dat de overheid voldoende informatie aanbied?

Neen, dat is nog onvoldoende. Daar wordt bijna geen initiatief genomen. Er wordt wel af een toe iets georganiseerd voor het grote publiek omtrent kustveiligheid, maar hetgeen niet gebeurd is het aanspreken van mensen in de risicogebieden. Dat is eigenlijk dus de logica van bewustmaking proberen te verhogen bij de mensen waar die wonen, op de plaatsen waar het echt bij storm een risico kan optreden. U weet ook dat het beveiligingsniveau, het is al heel hoog. Al zeker tegen een 100-jarige storm beschermt dus het probleem is, als je de mensen dat gaat uitleggen van u bent al tegen een 100 jarige storm beschermd en we komen nu vertellen dat het niet een beschermingsniveau is voor een 1000 jarige storm, u bevindt u in een risicogebied maar de kans is minder dan 1 op 100 jaar, dan gaan de mensen niet heel veel, dan gaan mensen denken, waar komt u mee af, dat is toch veilig enzovoort. Ik denk dat dat de situatie is waarom er weinig energie naar toe gaat. Het effect zou misschien netto-positief zijn, het zou bij mensen ongerustheid teweegbrengen. Uiteindelijk kan het negatief uitdraaien, maar nu ben ik aan het redeneren, uit de verschillende diensten. Die bestaan allemaal. Je diensten die bevoegd zijn voor dergelijke zaken. Rampenplanning enzovoort.

Waarom is er net het objectief van een 1000-jarige storm?

Dat is een minimum objectief, dat is ontstaan door berekenen van, dat zijn risicoberekeningen die zijn uitgevoerd, dat zijn afwegingen van kansen die voorkomen en pottentiele gevolgen. Er is wel een economische rendement van het beschermen tegen een 1000 jarige storm. Het is aangetoond geweest als je de kost optelt van alle beschermingsmaatregelen die moeten beschermen tegen een 1000 jarige storm en dan de reductie van het risico dat je daar mee bekomt, heb je een netto-positieve waarde. Dat is een economische analyse heeft dat aangetoond. Het aller oorspronkelijk idee komt eigenlijk van een vergelijking met de normen die bestaan in de buurlanden. Ik zou zeggen het oorspronkelijk idee komt daar van, de vergelijking met de buurlanden, dan is dat bevestigt door een overstromingsrisico benadering dat een netto-positieve waarde geeft.

Denkt u dat het beter is de dijken te verhogen of meer strandsuppletie toe te passen?

Dat is een combinatie is dikwijls effici??nt. Er zijn al werken uitgevoerd, bijvoorbeeld in Wenduine, dat was de zwakste plek, daar is eigenlijk een combinatie uitgevoerd van strandsuppletie en ook een verhoging van de dijk. Die combinatie oplossing was eigenlijk als beste uit de bus gekomen omdat een verhoging van de dijk is heel effici??nt op de overtopping van de golven tegen te gaan, maar is niet het aller aantrekkelijkste. Je kan niet eigenlijk, laat ons zeggen, een meter is al moeilijk, je kan zeker niet meer dan 1,5 meter een dijk gaan verhogen zomaar want dan krijg je heel veel visuele hinder. Dat is een belangrijke reden waarom niet enkel dijkverhogingen plaatsvinden. De strandsuppleties zijn dus een maatregel die ook gekozen is omdat dat meer de natuurlijke aantrekkelijkheid is van uw kust. Je cre??ert extra meerwaarde als je uw stand verbreedt, vooral toeristische meerwaarde als je uw strand verbreedt. Dat is voor een badplaatseconomie heel belangrijk. De dijk ook. De dijk verfraaien ook.

Denkt u dat het Masterplan Kustveiligheid voldoende is?
Wat denkt u voor de toekomst in 2050?

Er is al heel veel gebeurd. In 2011 is dat plan goedgekeurd en dan is men begonnen uitvoeren. Nu zijn we een aantal jaren verder. Men heeft al heel wat zwakke schakels kunnen oplossen. Heel veel te doen ook. Dat gaat ettelijke jaren duren eer dat allemaal uitgevoerd is. Het is eigenlijk allemaal ontworpen om bij gemiddeld klimaatscenario tegen 2050 de 1000 jarige niveau te kunnen in stand houden. Dan moet men rekening houden met erosie van de zand gesuppleerde stranden en dat moet ook onderhouden worden. Dus ik denk wel, deze plannen zijn heel hard bestudeert, dus ik denk wel dat dit effectief een oplossing is voor het jaar 2050 voor uw gemiddeld klimaatscenario. Stel u nu voor dat er ineens zeespiegelstijging begint te versnellen, dan kan het natuurlijk vroeger dan 2050 zo zijn dat je ergens aan uw grens komt van uw ontwerp.

Denkt u dat de diensten (brandweer, politie, hulpverlening, logistiek) voldoende voorbereid zijn als die 1000-jarige storm hier arriveert?

Er zijn provinciale rampenplannen gemaakt, er zijn simulaties gemaakt van overstromingen van een 1000 jarige storm. Die informatie is gebruikt door provinciale diensten naar een provinciale plan te evolueren. Er zijn ook een aantal gemeentelijk diensten die dit ook nog gebruikt hebben in detail.

(verbinding viel even weg)

Het ging dus over de rampenplannen. De provinciale rampenplannen zijn gemaakt dus van overstromingssimulaties en een aantal gemeenten hebben ook gewerkt aan gemeentelijk rampenplannen. Zeker niet alle gemeenten hebben dat gedaan. Nu een 1000 jarige event, moest dat voorkomen vandaag, dan zijn er nog een heleboel zwakke schakels aan de kust. Dit wil zeggen dat er een heleboel locaties het overstromen, dit wil zeggen dat er een provinciaal niveau, maar een gemeentelijk niveau is ook belangrijk omdat men iets meer in detail gaat. Dus ja, is dat voldoende? Het is moeilijk om te beoordelen, ik weet dat die diensten die bezig zijn met rampenbestrijding, die moeten niet enkel kijken naar overstromingsrisico gevaar, maar die moeten ook kijken naar andere soorten van risico’s kijken, ontploffingen en ik weet niet wat nog allemaal. Die zullen zeker wel de grootste risico’s eerst proberen in te dekken, dus zij gaan ook wel een stuk rekening houden met het feit dat het hier gaat over een rampscenario gaan ze dat misschien minder in detail plannen dan bijvoorbeeld dan voor gebieden die frequenter kunnen overstromen langs rivieren of zo.

Over welke zwakke schakels gaat het dan allemaal?

Er bestaat een lijst. Het Masterplan Kustveiligheid, dat is een document, dat is het offici??le plan, je kan dat zeker vinden op het internet. Daar staan zeker alle zwakke schakels in. Met zwakke schakels bedoel ik zones waar er iets moet gebeuren.

Denkt u dat men makkelijk kan herstellen van zo een storm?
Zal er enorme schade zijn?

Dat kan in gradaties zijn. Ik denk dus dat je in elk geval er moet meer rekening houden, je kan ook kleine rampen hebben. Een ‘kleine ramp’ is wat er in 1953 gebeurd is. Je weet dat wel. Voor Nederland was dat een grote ramp en in Engeland zijn daar ook honderden mensen omgekomen. In Belgi?? zijn er stuk of 7 mensen gestorven, dus zeker nog wel een ramp. Het is wel iets anders dan een tsunami in Japan of in Maleisi?? of waar was het, waar er 100.000 mensen sterven. Ik bedoel we zitten wel in de Westerse landen. We zitten wel goed. Maar ook niet ultiem veilig. In Japan, wie had er daar ooit gedacht dat er zo een grote ramp zou voorkomen, toch een heel rijk land. In Amerika, in New Orleans enzovoort. Het is niet ondenkbaar.

Zijn we voldoende voorbereid op een storm van dergelijke omvang? Waren de diensten als de beschermingsmaatregelen voldoende voorbereid op de Sinterklaasstorm?

Ja, de Sinterklaasstorm, dat is ook een 50 jarige terugkeerperiode had. Dat stormvloedniveau aan de kust heeft quasi geen schade opgetreden. Er is natuurlijk wel een evacuatieplan in werking gesteld in een bepaalde zone in Bredene. Een laaggelegen wijk. Verder is er wel schade geweest aan de zeewering zelf. Stranderosie is opgetreden. Dat is hersteld geweest, maar uiteindelijk is dat niet echt andere schade dan de zeewering zelf die beschadigd is geweest.

Er werden mensen ge??vacueerd in Bredene, maar de mensen luisterden er niet naar. Die bewustwording leefde dan niet bij de inwoners?

Neen, dat is zeker aan de lage kant. Ik snap dat. De mensen die ineens het bericht kregen van ge??vacueerd te worden, die hadden waarschijnlijk nog nooit ergens een folder of zo kunnen bekijken van dat ze daar eigenlijk in een laaggelegen gebied wonen dat potentieel overstroombaar is, dus dat moet wel verrassend geweest zijn. Ik schat dat dat wel voor verbetering vatbaar is.

Werden er lessen getrokken uit de sinterklaasstorm?

Ja, de Sinterklaasstorm aan de kust was inderdaad een zeer extreme gebeurtenis. Ik denk dat de lessen die getrokken zijn voor het Kustveiligheidsplan, dat wel degelijk meer aandacht voor gekomen is van kijk ja het gaat over grote investeringen, het gaat over meer dan 100 miljoen euro. Dat zijn natuurlijk enorme budgeten. Dus zo een bijna ramp geeft dan aan dat het toch niet ondenkbaar is. Dan denk ik dat dat de belangrijkste les is die er uit getrokken kan worden.

Zijn er na de storm beleid of plannen die aangepast werden?

Neen. Niet direct.

Heeft u andere alternatieven voor de toekomst naast het Masterplan Kustveiligheid?

Ja. Als we dan verder kijken, we hebben ook al studies gedaan van zeespiegelstijging scenario’s van meer dan een meter als je zo een scenario’s u voorstelt, dan kom je eigenlijk in de situatie dat langs heel de kust dan het eigenlijk een verhoging nodig is van uw zeeweringniveau. En als je dan bekijkt van, hoe zou je dat kunnen

realiseren? Dan kwamen wij tot de conclusie dat wat het beste was, dat men eigenlijk de duinen, de natuurlijke zeewering zou kunnen inzetten, dat het een verre toekomst oplossing is. Dan zouden we eigen extra duinen moeten aanleggen nog voor de zeedijk op de stranden voor een betere zeewering. Het is eigenlijk zo dat alle badplaatsen zijn gebouwd op historische duinen. Die duinen zijn afgegraven en die badplaatsen zijn daar gekomen. Dus door ze daar te bouwen met de appartementen heel dichtbij het strand, is eigenlijk een veiligheidsrisico ontstaan. Als je puur redeneert van hoe het best veiligheid kan gerealiseerd worden, dan kom je best op zo een oplossing van terug naar de natuurlijke zeewering, terug naar de duinen. Met als nadeel dat je zeedijken hebt met niet zo een schoon fantastisch zicht op de zee. Dat is de tweestrijd.

Is er nog andere uitdaging voor de kustbeveiliging?

Naast de duinen zijn er ook nog de kusthavens. Alles kusthavens zijn eigenlijk zwakke schakels. Daar heb je dus ook door de mens gemaakte risico’s in de zeewering en daar moet je natuurlijk overal harde maatregelen, voldoende zeewering realiseren. Er zijn eigenlijk twee voornamelijk maatregelen die kunnen gebeuren, dat is de stormvloedkering bouwen en stormmuren rondom rond de haven bouwen en het zijn die twee maatregelen die ook voor verschillende havens ontworpen worden. Dat is allemaal heel kostelijk. Dat is nog een grote uitdaging. Het is ook allemaal uiteindelijk het bouwen. Het is ook vervat in het Masterplan Kustveiligheid.

Worden er lessen getrokken uit het buitenland?

Ja, er wordt zeker gekeken over de landsgrenzen heen. Een problematiek van kustveiligheid die over heel de wereld verdeelt en vooral kijken we dan naar de buurlanden. Die zitten min of meer in de zelfde situatie als wij dus. Buurlanden rondom ons vooral zoals Nederland, Denemarken, Duitsland en Engeland. Frankrijk in iets mindere mate want die hebben minder kwetsbare polders. Daar is minder problematiek wat dat betreft. Maar ook dikwijls zijn er ook Europese projecten door Europa gefinancierd. Er zijn dan ook samenwerkingsverbanden en dan wordt alles naast elkaar gelegd. Hoe doe jij het in uw land? Die informatie wordt al wel gedeeld.

Vindt u dat de overheid voldoende taken opneemt of denkt u ook dat burgers aan de kust meer zelfredzaam kunnen worden? Kunnen burgers zelf meer aanpassen aan het klimaat?

Dat kan wel alleen maar starten nadat de overheid voor voldoende bewustmaking heeft gezorgd. Uiteindelijk ben ik ook wel van mening dat je niet al uw verantwoordelijk moet afschuiven als je ergens gaat wonen, op een zeedijk bijvoorbeeld, waar je een mooi zicht hebt, wil dat ook zeggen dat je zelf een paar maatregelen moet nemen tegen een extreem event. Ik vind dat uiteindelijk dat het ook voor een stuk bij de burger mag liggen, maar de wet zegt anders. In Vlaanderen is het zo dat het een taak is van de Vlaamse overheid om iedereen voldoende te beschermen tegen overstroming. Daar is geen verantwoordelijkheid bij de burgers. In andere landen is dat anders, dus het hoeft niet noodzakelijk zo te zijn. Dat is uiteindelijk politieke keuzes.

Kan de Vlaamse overheid dan sturen bij het adaptief vermogen?

Ja, dat kan zeker. In gebieden langs waterlopen bestaat dat al. Het wordt helemaal zo in die richting gewerkt. De overheid doet dit langs waterlopen, maar in de kustzone is dat niet echt zo. Daar zijn er niet zo van die regels van toepassing. Ik denk wel dat dat een heel verstandige maatregel zou zijn, maar dat zou zijn op een andere competentie niveau. Je zit daar bij de diensten van ruimtelijke ordening, hun rol dan moeten spelen om die instructies van kracht te laten komen. Aanpassing van woningen of aanpassingen van gebouwen, dat is momenteel niet het geval in de kustzone.

Denkt u dat bewoners bereid toe zijn? Naast jongeren (zoals ‘flood aware’), zijn er ook personen van andere leeftijden bereid om zich aan te passen?

Waarschijnlijk gaat de eerste reactie zijn: de overheid zal het moeten oplossen, het is wel heel gemakkelijk zo natuurlijk. ‘De overheid zal het wel doen’, je moet er zelf niets van aantrekken, is wel plezanter voor een individu. Dat zou veel politieke moed vergen om zoiets in te stellen.

De Westkust opgeven voor de Oostkust, wat denkt u daar over?

Dit is niet zo lang geleden in de pers geweest. Dat was ook wel een stuk miscommunicatie gebeurd. In de pers werd voorgesteld als een soort van overstromingsgebied om een bescherming te bieden tegen de andere zones, laat ons zeggen de Middenkust en de Oostkust. Het werkt zo niet. Het is niet zo zoals de Schelde waar je uw stormvloed kunt bergen in gecontroleerde overstromingsgebieden waardoor dat het stormvloedpeil, het waterpeil in de Schelde zal dalen. Zo vermijd je een risico voor andere gebieden. Aan de kust werkt dat zo niet want je Noordzee volume van water is veel te groot. Je gaat geen enkel effect, geen enkel water kunnen bergen, zelfs in zo een groot gebied als de Westkust, het heeft geen enkel effect, het heeft geen enkel effect op het stormvloedniveau van de gehele Noordzeestorm. Ik zie wel een logica in om voor een stuk terug natuurwaarden te cre??ren. Met die logica volg ik wel dat we uiteindelijk ook belangrijk is om terug kustnatuur te vormen en dat dit een keer kan overstromen enzovoort. Dan is het goed de Westkust te nemen want daar is het minste volk en dan de andere delen zullen we blijven beschermen. En uiteindelijk is dat als pluspunt dat het opnieuw kustnatuur zou cre??ren. We kunnen ons dat niet echt voorstellen. Dat alles aan de Westkust ooit kan overlopen of verdwijnen. Het is niet echt een realistisch idee.

Zullen we ooit, als de zeespiegel bijvoorbeeld een meter stijgt, dat we ergens elders moeten gaan wonen?

Ik denk dat dat niet voor deze eeuw is. Wij zullen dat niet meemaken en onze kinderen ook niet. We hebben deze scenario’s bekeken. We hebben dan kunnen begroten, als we die zeewering dan verhogen en de duinen enzovoort. Als wat dat allemaal willen realiseren voor een scenario van een meter zeespiegelstijging en zelfs twee meter zeespiegelstijging hebben we berekend dat de kostprijs daarvan nog relatief meevalt in de grootorde van het Masterplan Kustveiligheid. Voor onze overheid is dat nog betaalbaar. Zolang het betaalbaar blijft, zal het ‘hold the line’ principe behouden blijven. Als het minder betaalbaar is, wordt er pas over nagedacht.

Is er voldoende geld en middelen? Is dit beperkt?

Ik denk dat dat ongeveer ok?? is. Verschillende zwakke schakels zijn afgelopen jaren verbeterd. Om het volledige Masterplan Kustveiligheid te vervolledigen zullen er nog vele jaren nodig zijn tegen het ritme dat er nu middelen zijn. Dat gaat niet verloren. Een overheid moet besparen. Het gaat nog zeker 10 jaar duren eer dat plan klaar is, maar dat is ook redelijk. Het heeft ook wat tijd nodig.

Stel er komt een superstorm en enkele zaken laten in het Masterplan van zich afweten, is er dan nog ruimte voor aanpassingen?

Ja natuurlijk. Moest het blijken dat er nog dingen ontbreken in dat plan, dan zal dat nog zeker aangepast worden. De Sinterklaasstorm was zo al een event, maar daar is niet echt iets uitgekomen. Het komt eigenlijk allemaal voortgegaan uit simulatiemodellen die we gedaan hebben en het is daar dat we op voort gaan. Ik denk niet dat het zo snel is dat er nieuwe inzichten uit voort komen. Het volledige Masterplan zal uitgevoerd worden. Er wordt wel zone per zone detailstudie gedaan natuurlijk. In het Masterplan staan enkel grote lijnen. Stormvloedkering daar, zandsuppletie daar. De exacte details worden daar niet helemaal in bepaald.

Bij de details kunnen wijzigingen voorkomen?

Ja, daar kan dat nog zeker voorkomen. Details kunnen wijzigen. Bijvoorbeeld ik zal het zo zeggen, Wenduine is al helemaal gerealiseerd. In het Masterplan hadden wij ook een enkele stormmuur voorzien op de zeedijk. We hadden dat zo uitgerekend. Een stormmuur. Wat bleek, in de detailstudie bleek het nodig om twee stormmuren te maken achter elkaar met tussenin bergingsvolume enzovoort. Dat is dan gebleken in de detailstudie en ondertussen dus gebouwd. Uiteindelijk het principe hetzelfde. Extra strandsuppletie was ook aangevoerd.

Stel dat de modellen beginnen te wijzigen, gaan dan ook de plannen wijzigen? Als er een versnelling plaatsvindt van het klimaat, komt er dan ook een versnelling in het Masterplan?

Het zal al spectaculair moeten zijn. Die evoluties die zijn bestaan wel. Er zijn niet alle inzichten, maar niet van die aard dat uw jaarlijks budget voor kustveiligheid dat dat verbeterd of verhoogt. Wat er wel gebeurd is, na de Sinterklaasstorm, omdat het dan in ‘the picture’ komt, uiteindelijk van de minister en diegene die het budget moet verdelen, dan wordt daar natuurlijk nogal tijdelijk een groot budget voor dat jaar gegeven. Een extraatje zal ik zeggen voor die tijd, maar dat is natuurlijk ook snel weer vergeten, want de Sinterklaasstorm, wij praten er nu over, maar bijna niemand praat daar nog over.

Erna zullen de budgeten terug gedaald zijn?

Ja, natuurlijk. Ik weet het niet in het detail, net daarna was er zeker een extra budget vrijgemaakt, maar alleen net daarna. In 2014 en dit jaar zal het weer ‘business als usual’ zijn.

Is de organisatie van het Masterplan Kustveiligheid een flexibele organisatie? Was er veel ruimte?

Wij hebben toch met een groep van 10 mensen denk ik, daar toch meerdere jaren aan bezig geweest aan de voorbereidingen ervan, van de Masterplan. Dus ik zou zeggen dat er heel veel ruimte is geweest omdat te maken. In zeker mate wel flexibel. Er was veel tijd. Er was zeker veel tijd om alle mogelijke oplossingen af te wegen.

Dus al die tijd kwam het Masterplan als beste naar boven?

Ja, en het zijn niet enkel technische zaken die meegespeeld hebben. Er zijn ook kosten-baten analyses geweest. Er is ook overleg geweest met de stakeholders. Uiteindelijk als men ingrepen doet op een zeedijk of aan strandsuppletie, kan allebei goed zijn voor de kustveiligheid, maar de stakeholders, de lokale bewoners, de gemeentebesturen hebben wel hun mening over het een of het andere dat ze al dan niet graag hebben voor hun badplaats. Daar wordt allemaal rekening mee gehouden. Ecologische enzovoort is ook allemaal verplicht met milieu effecten studies. Verschillende administraties zijn geraadpleegd van de Vlaamse overheid, ruimtelijke ordening, noodplanning, havenbesturen als het ging over de havens, natuuradministratie. Dat zullen de belangrijkste zijn.

Hoelang duurde het project Masterplan Kustveiligheid?

Ongeveer 6 jaar zoiets.

Waren er bepaald controle instanties of was er veel vrijheid?

Je hebt altijd een groep dat het echte werk doet en dan heb je daar begeleidingsgroepen of stuurgroepen en dat zijn de mensen die het controleren dat er zinvolle dingen komen uit het studieteam. Dat zijn dikwijls ook de stakeholders die dan in de stuurgroep zitten die dan hun mening geven over de resultaten van de studies. Wat ook interessant is, dat er ook technische controle is door universitaire professoren is gebeurd. Ik denk wel dat het allemaal heel grondig bestudeerd is.

Was er een bepaalde druk om een deadline te halen?

Niet zo hard, neen. We hebben zeker en vast onze planning, in het begin hadden we een planning klaar te zijn, maar dat is uitgelopen. Als er niet echt een druk is, niet echt een deadline is, niet echt een timing is, dan heeft dat de neiging om uit te lopen. Je hebt altijd nieuwe dingen waar je van denkt: dat ga ik nog eens onderzoeken om te bestuderen.

7 Bibliografie

Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust. (2011). Masterplan Kustveiligheid. Retrieved from http://www.afdelingkust.be/Userfiles/pdf/110628_RL_Rappor_%20KustveiligheidWEB4.pdf.
Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust. (2014) Sinterklaasstorm raast over Vlaamse kust. Brussel.
Altinas, G., & Royer, I. (2009). Renforcement de la r??silience un apprentissage post-crise: une ??tude longtudinale sur deux periodes de tubulences. M@n@gement, 12(4), 266 – 293.
Balu, R. (2001). How to bounce back from setbacks. Fast Company, 45(148 – 156).
Bell, H. M., & Graham, A. T. (2007). Effecient and effective? The 100-year flood in the communication and perception of flood risk. Enviromental Hazards, 7, 302 – 311.
Bijl, W., Flather, R., de Ronde, J. G., & Schmith, T. (1999). Changing storminess? An analysis of long-term sea level data sets, . 161-172.
Boschma, R., Van Oort, F., & Balland, P. A. . (2011). Related variety, knowledge transfer and economic territorial resilience: Some research options. Toulouse: LEREPS.
Canters, F., Vanderhaegen, S., Khan, A. Z., Engelen, G., & Uljee, I. . (2014). Land-use simulation as a supporting tool for flood risk assesment and coastal safety planning: The case of the Belgian Coast. Ocean & Coastal Management, 101, 102-113.
Carreia, F.N., Fordham, M., Saravia, M.D.G, & Bernando, F. (1998). Flood hazard assesment and management: interface with the public. Water Resource Management, 12, 209 – 227.
Charlier, H. R., & De Meyer, C. P. (1989). Coastal defense and Beach Renovation. Ocean & Coastal Management, 12, 525-543.
Co??rdinatiepunt Duurzaam Kustbeheer. (2008a). Evolutie aantal dagen met windsnelheid boven 7 Kustbarometer 2007. Retrieved 16/04, 2015, from http://www.vliz.be/projects/indicatoren/grint.php?indicator=122&year=2007
Co??rdinatiepunt Duurzaam Kustbeheer. (2008b). Zandsuppletie. Kustbarometer 2007. Retrieved 16/04, 2015, from http://www.vliz.be/projects/indicatoren/db.php?year=2007
Co??rdinatiepunt Duurzaam Kustbeheer. (2008c). Zeespiegelstijging. Kustbarometer 2007. Retrieved 16/04, 2015, from http://www.vliz.be/projects/indicatoren/grint.php?indicator=122&year=2007
Couder??, K., Bluekens, K., Catteeuw, I., & Trouw, K. (2009). Plan-MER voor het Gei??ntegreerd Kustveiligheidsplan. In A. M. D. e. Kust (Ed.).
Coutu, D. L. (2002). How resilience works. Harvard bussiness review, 80(5), 46 – 55.
Crabb??, A. (2011). Klaar voor wat komt? Over de invoering van klimaatadaptatiebeleid in Vlaanderen: Onderzoeksrapport van de Universiteit Antwerpen in opdracht van de dienst Milieurapportering van de Vlaamse Milieumaatschappi.
Crisicentrum. (2013). Educatief pakket over overstroming aan de Belgische Kust Retrieved from http://crisiscentrum.be/nl/news/overstrommingen/educatief-pakket-over-overstroming-aan-de-belgische-kust.
Crisiscentrum. (2013). Noodplanning en interventie. Retrieved from http://crisiscentrum.be/sites/5052.fedimbo.belgium.be/files/noodplanning_en_crisisbeheer_nl_def.pdf.
Crisiscentrum. (2014). Reageren bij overstromingen. Retrieved from http://crisiscentrum.be/nl/news/noodplanning/reageren-bij-overstromingen.
De Redactie. (2014). Sinterklaasstorm. Retrieved 10/05, 2015, from http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/binnenland/2.31431
De Standaard. (2013a). Kust zit schrap voor Sinterklaasstorm. Retrieved 10/05, 2015, from http://www.standaard.be/cnt/dmf20131205_00872522
De Standaard. (2013b). Provinciaal rampenplan voor Sinterklaasstorm opgeheven. Retrieved 10/05, 2015, from http://www.standaard.be/cnt/dmf20131205_00872325
Debanard, J., & Roed, L. P. (2008). Future wind, wave and storm surge climate in the northern sea: a revisit. . Tellus, 60, 427-438.
Degraer, S., WITTOECK, J., APPELTANS, W., COOREMAN, K., Deprez, T., HILLEWAERT, H., . . . Vincx, M. (2006). he Macrobenthos Atlas of the Belgian Part of the North Sea. Belgian Science Policy.
Durling, R. L. Jr., Price, D. E., & Spero, K. K. (2005). Vulnerability and Risk Assessment Using The Homeland-Defense Operational Planning System (HOPS). San Fransisco: International Symposium on Systems and Human Science.
Dutton, J. E., Frost, P. J., Worline, W., Lilius, J. M., & Kanov, J. M. (2002). Leading times of trauma. Harvard bussiness review, 80(1
), 54 – 61.
EEA. (2010). Mapping the impacts of natural hazards and technological accidents in Europe
An overview of the last decade. Luxembourg: Publication Office of the European Union: European Enviromental Agency.
RICHTLIJN 2007/60/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 23 oktober 2007 over beoordeling en beheer van overstromingsrisico’s (2007).
European Commission. (2009). Belgium Climate Change. Policy Research Corporation.
Flood Aware. (2013). Framework to Develop and Implement a Successful Social Marketing Programme. Raising Flood Awereness and Self-efficacy. Retrieved 10/05, 2015, from http://www.flood-aware.com/topics/final_report_activity_2.pdf
Franck, T. R. (2009). Coastal Communities and Climate Change: A Dynamic Model of Risk Perception, Storms, and Adaptation. (Doctor in Philosophy in Technology, Management and Policy), Massachussets Institute of Technology.
Freeman, S. F., Hirschhorn, L., & Maltz, M. (2004). Organization resilience and moral purpose. Paper presented at the National Academy of Management meetings, New Orleans, LA. .
Fuchs, S., Spachinger, K., Dorner, W., Rochman, J., & Serrhini, K. (2009). Evaluating cartographic design in flood risk mapping. Eviron. Hazards., 8, 52-70.
Gaslikova, L., Grabemann, I., & Groll, N. (2013). Changes in North Sea storm surge conditions for four transient future climate realizations. Natural Hazards, 66, 1501-1518.
Gaslikova, L., Schwerzmann, A., Raible, C. C., & Stocker, T. F. (2011). Future storm surge impacts on insurable losses for the North Sea region. Natural Hazard and Earth System Science, 11, 1205 – 1216.
Gilly, J., Kechidi, M., & Talbot, D. (2014). Resilience of organisations and territories: The role of pivot firms. Elsevier European management journal, 32, 596 – 602.
Gittel, J. H., Cameron, K., Lim, S., & Rivas, V. (2006). Relationships, layoffs, and organizational resilience: airline industry responses tot september 11th. Journal of Applied behavioral science, 42(3), 300 – 330.
G??nnert, Gabriele. (2004). Maximum Storm Surge Curve Due to Glbal Warming for the European North Sea Region During the 20th-21th Centruy. Natural Hazards, 32, 211 – 218.
Guidimann, T. (2002). From recovery to resilience. The Banker(3 – 6).
Haerens, P., Bolle, A., Trouw, K., & Houthuys, R. (2012). Definition of storm thresholds for significant morphological change of the sandy beaches along the belgian coast. Geomorphology, 143-144, 104-117.
Hamel, G., & Valikangas, L. (2003). The quest for resilience. http://rhesilience.com/blog/wp-content/uploads/2012/07/23HBRQuestforResilience-gary-hamel.pdf
Hamm, L., Capobianco, M., Dette, H. H., Lechuga, A., Spanhoff, R., & Stive, M. J. F. (2002). A summary of European experience with shore nourishment. Coastal Engineering, 47(28).
Hassink, R. (2005). How to unlock territorial economies from path dependency. From learning territory to learning cluster. European Planning Studies, 13, 521 – 535.
Hollnagel, E. (2006). Resilience: The challenge of the unstable. .
Hollnagel, E. (2011). RAG – The resilience analysis grid. Farnham, UK: Ashgate.
Hollnagel, E. (2015). RAG – Resilience Analysis Grid.
Horne, J. F .I., & Orr, J. E. . (1998). Assesing behaviors that create resilient organizations. Employee Relations Today, 24(4), 29 – 39.
IBZ AD Crisicentrum. (2015). Overstromingen beherne in Vlaanderen en Walloni??. Retrieved 10/05, 2015, from http://centredecrise.be/nl/news/noodplanning/overstromingen-beheren-vlaanderen-en-wallonie
IPCC. (2013). Climate Change 2013 The Physical Science Basis. In T. F. Stocker, D. Qin, G. Plattner, M. M. B. Tignor, S. K. Allen, J. Boschung, A. Nauels, Y. Xia, V. Bex & P. Midgeley (Eds.), Working Group I Contribution to the Fith Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change. Cambridge, Uniter Kingdom en New York, NY, USA.
Jamrog, J. J., McCann, J. E. I., Lee, J. M., Morrison, C. L., Selsky, J. W., & Vickers, M. . (2006). Agility and resilience in the face of continious change. American Management Association.
Kellens, W. (2011). Analysis, perception and communication of coastal flood risks: examinining objective and subjective risk assessment., UGent, Gent
Kellens, W., Zaalberg, R., Neutens, T., Vanneuville, W., & De Maeyer, P. (2011). An Analysis of the Public Perception of Flood Risk on the Belgian Coast. Risk Analysis, 31(7).
Klein, R. J. T., Nicholls, R. J., Ragoonaden, S., Capobianco, M., Aston, J., & Buckley, E. N. (2001). Technological options for adaptation to climate change in coastal zones. Journal of Coastal research, 17(3), 531-543.
KNMI. (2015). Superstorm. Retrieved 14/01, 2015, from http://www.knmi.nl/cms/content/37293/superstorm
Koks, E. E., de Moel, H., Aerts, J. C. J. H., & Bouwer, L. M. (2014). Effect of spatial adaptation measures on floodrisk: study of coastal floods in Belgium. Reg Environ Change, 14, 413-425.
Kustatlas. (2015). Zeeweringstechnieken. Retrieved 16/04, 2015, from http://www.kustatlas.be/nl/themas/zeewering-kustbeheer/zeeweringstechnieken/
Laporta, L. (2012). Marine biological valuation of the Belgian coast. Gent: Universiteit Gent.
Lengnick-Hall, C., & Beck, T. E. (2003). Beyond bouncing back: the concept of organizational resilience.
Lengnick-Hall, C., & Beck, T. E. (2005). Adaptive fit versus robust transforation: How organizations respond to enviromental change. Journal of Management, 31(5), 738 – 757.
Lengnick-Hall, C., Beck, T. E., & Lengnick-Hall, M. L. (2011). Developing a capacity for organizational resilience through strategic human resource management. Human Resource Management Review, 21, 243 – 255.
Linnenluecke, M., & Griffiths, A. (2013). The 2009 Victorian Bushfires: A multilevel Perspective on Organizational Risk and Resilience. Organization & Environment, 26(4), 386 – 411.
Lumbroso, D. (2007). Review report of operational flood management methods and models: Floodsite Consortium.
MacKinnon, D., Cumbers, A., Pike, A., Birch, K. , & McMaster, R. (2009). Evolution in economic geography: Institutions, politcal economy, and adaptation. Economic Geography, 85(2), 129 – 150.
Maelfait, Hannelore, & Belpaeme, Kathy. (2007). Het kustcompas, indicatoren als wegwijzers voor een duurzaam kustbeheer (pp. 80). Oostende: Co??rdinatiepunt Duurzaam Kustbeheer.
Malherbe, B. . (2003). Euosion case study. Zeebrugge – Knokke Heist. Haecon, 13.
Mallak, L. A. (1998). Putting organizational reslience to work. Industrial Management, 40(6), 8 – 13.
Martens, Anne (2015). [Dienst Noodplanning].
Maxwell, Joseph Alex. (2005). Qualitative Research Design: An Interactive Approach. Los Angeles: Sage.
Mees, H., Lacroix, A., Dewelde, J., & De Block, E. (2015). Overstromingsbeleid met 3P’s: iedereen paraat?
. Paper presented at the STAR-FLOOD workshop 26 maart 2015, Brussel.
Mertens, T. (2015). [Masterplan Kustveiligheid].
Mortelmans, Dimitri. (2009). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Leuven Acco.
MUMM. (2015). FEITEN VAN HET BELGISCHE DEEL VAN DE NOORDZEE. Retrieved 12/03, 2015
Nossent, J., Boeckx, L., Taveniers, E., Deschamps, M., Verwaest, T., & Mostaert, F. (2014). Sinterklaasstorm 6 december 2013: Beschrijving van de hydrometrische gebeurtenissen. Versie 4.0. WL Rapporten (Vol. 00-119). Antwerpen, Belgi??: Waterbouwkundig Labratorium.
Oceanografisch Meteorologisch Station. (2014). Stormverslag 05-06 december 2013 (pp. 26). Oostende: Vlaamse Overheid, Afdeling Kust.
Pike, A., Dawley, S., & Tomaney, J. (2010). Resilience, adaptation and adaptability. Cambridge Journal of Territories, Economy and Society, 3(1), 59 – 70.
Reyns, J., Verwaest, T., & Mostaert, F. (2011). ClIMAR: subreport 5 – evaluation of adoptation strategies for coastal protection towards 2100 Version 2.0. Antwerpen: Waterbouwkundig Labratorium.
Robb, D. (2000). Building resilient organisations. Od Practitioner, 32(2), 27 – 32.
Rudolph, J. W., & Repenning, N. P. . (2002). Disaster dynamics: understanding the role of quantity in organizational collapse. Administrative Science Quarterly, 47, 1 – 30.
Safecoast. (2008). Coastal flood risk and trends for the future of the North Sea region. In S. p. team (Ed.), (pp. 136). The Hague.
Schelfaut, K., Pannemans, B., van der Craats, I., Krywkow, J., Mysiak, J., & Cools, J. (2011). Bringing flood resilience into practice: the FREEMAN project Enviromental science and policy, 9.
Slovic, P. . (1987). Perception of Risk. . Science, 236, 280-285.
STAR-FLOOD. (2015). Research Topic. Retrieved 10/05, 2015, from http://www.starflood.eu/about-the-project/research-topic/
Sutcliffe, K. M., & Vogus, T. J. . (2003). Organizing for resilience. San Fransico: Berrett-Koehler.
Swanstorm, T. (2008). Territorial resilience: A critical examination of the ecological framework.
Talbot, Julian, & Jakeman, Miles. (2009). Security Risk Management Body of Knowledge (A. P. Sage Ed.). Hoboken, New Jersey: John Wiley & Sons, Inc. .
Tempels, B. (2013). Planning is niet waarde-n-loos : gebundelde papers en bijdragen aan de PlanDag 2013, Proceedings. Paper presented at the Planning is niet waarde-n-loos : gebundelde papers en bijdragen aan de PlanDag 2013, Proceedings, Antwerpen.
Thoon, Daphne (2015). [Masterplan Kustveiligheid].
Ullmann, A., Van de Eynde, D. , Sterl, A., & Monbaliu, J. (2009). Contemporary and future climate variability and climate change: Impacts on sea-surge and wave height along the Belgian coast (pp. 54). Leuven: Hydrolics Labratory.
UNISDR. (2012). How to make cities more resilient. Geneva: United Nations.
Van den Eynde, D., De Sutter, R., & Haerens, P. (2012). Evolution of marine storminess in the Belgian part of the North Sea. Natural Hazard and Earth System Science, 12, 305-312.
Van den Hurk, B., Klein Tank, A., Lenderink, G., van Ulden, A. , Van Oldenborg, G. J., Katsman, C., . . . Drifthout, S. (2007). KNMI new climate change scenarios for the Netherlands. Water Science Technology, 56, 27-33.
Van der Biest, K., Verwaest, T., & Mostaert, F. (2009). CLIMAR: Section report 3 -Adaptation measures to climate change impacts alond the Belgian coastline. Version 2_0. WL Raporten. Antwerp, Belgium: Flanders Hydraulics Research.
Van der Biest, K., Verwaest, T., & Motsaert, F. (2009). CLIMAR. Section report 3: adaptation measures to climate change impacts along the Belgian coastline. Version 2.0. Antwerpen: Waterbouwkundig Labratorium.
Van der Biest, K., Verwaest, T., Reyns, j., & Motsaert, F. (2009). Climar: Deelrapport 2 – Kwantificatie van de secundaire gevolgen van de klimaatsverandering in de Belgische kustvlakte Antwerpen: Waterbouwkundig labratorium.
Vanden Eede, S. (2013). mpact of beach nourishment on coastal ecosystems, with recommendations for coastal policy in Belgium = Impact van zandsuppleties op kustecosystemen met aanbevelingen voor het Belgische kustbeleid. Ghent University, Gent.
Vanneuville, W., Kellens, W., De Maeyer, P., Reniers, G., & Witlox, F. (2011). Is ‘Flood Risk Management’ Identical to ‘Flood Disaster Management’? Retrieved 20/04, 2015, from http://earthzine.org/2011/03/21/is-flood-risk-management-identical-to-flood-disaster-management/
Verwaest, T. (2015). [Masterplan Kustveiligheid].
Verwaest, T., DeWolf, P., Mertens, T., Mostaert, F., & Pirlet, H. (2013). Veiligheid tegen overstromingen Compendium voor Kust en Zee 2013: Een ge??ntegreerd kennisdocument over de socio-economische, ecologische en institutionele aspecten van de kust en zee in Vlaanderen en Belgi?? (pp. 231-242). Oostende, Belgium.
VTM Nieuws. (2013). Waterpeil Oostend hoogste sinds 1953. Retrieved 10/05, 2015, from http://nieuws.vtm.be/binnenland/70650-waterpeil-oostende-hoogste-sinds-1953
Weisse, R., von Storch, H, Niemeyer, H. D., & Knaack, H. (2012). Changing North Sea storm surge climate: An increasing hazard? Ocean & Coastal Management, 68, 58-68.
Woth, K, Weisse, R., & von Storch, H. (2006). Climate change and North Sea storm surge extremes: an ensemble study of storm surge extremes expected in a changed climate projected by four different regional climate models. Ocean Dynamics, 56, 3-15.
Wunsch, C., & Stammer, D. (1997). ATMOSPHERIC LOADING AND THE OCEANIC “INVERTED BAROMETER” EFFECT Reviews of Geophysic, 35(1), 79 – 107

in here…

Leave a Comment

Time limit is exhausted. Please reload the CAPTCHA.