Binnen de evolutie bestaan er verschillende mechanismen die er voor zorgen dat de evolutie plaats vind. Dit zijn: natuurlijke selectie, seksuele selectie, kunstmatige selectie en de selectiedruk.
4.1 natuurlijke selectie
É én van de natuurlijke mechanismen van evolutie is natuurlijke selectie. Natuurlijke selectie ontstaat wanneer er tijdens de bevruchting mutaties plaatsvinden, mutaties zijn veranderingen in de genen. Mutaties kunnen nieuwe erfelijke eigenschappen veroorzaken bij de nakomelingen van een organisme, en wanneer deze nieuwe erfelijke eigenschap voordeel biedt, heeft het organisme meer kans op overleven en zeer waarschijnlijk het nageslacht ook. Dit kan ervoor zorgen dat binnen vele generaties een populatie zich zoveel gaat ontwikkelen dat ze geen vruchtbare nakomelingen meer kunnen krijgen met hun eigen soort, er wordt dan gesproken van een nieuwe soort. In de afbeelding hiernaast is natuurlijke selectie uitgebeeld. Omdat het eten van giraffes hoog in de boom hangt, sterven de giraffes met een te korte nek, maar degene met een lange nek kunnen wel bij het eten en zullen dus zeer waarschijnlijk overleven. Hierdoor worden alleen de genen van de lange nek doorgegeven, waardoor de nakomelingen zeer waarschijnlijk ook een lange nek zullen hebben waardoor zij bij het eten kunnen. Zo sterft de groep giraffes met een korte nek af vanwege voedseltekort of vindt een andere manier om eten te vinden. Er is altijd wel al gespeculeerd dat er iets van evolutie of natuurlijke selectie zou kunnen bestaan, maar in on the origin of species, het boek dat Darwin schreef, werd het voor het eerst genoemd en goed onderbouwd.
4.2 seksuele selectie
Seksuele selectie is de selectie van partners op grond van eigenschappen die seksueel aantrekkelijk worden ervaren, maar die voor de overleving van het individuele dier geen of zelfs nadelige gevolgen hebben. Seksuele selectie heeft met natuurlijke selectie te maken omdat ze er beiden voor zorgen dat dat de nakomelingen dezelfde bepaalde eigenschappen overerven als hun ouders. Daarom is seksuele selectie één van de mechanismen achter de biologische evolutie. Een goed voorbeeld van seksuele selectie zijn pauwen. De veren van de mannetjespauw trekken de vrouwtjes aan, waardoor de mannen met de mooiste en grootste veren een grotere kans hebben op nakomelingen dan degen die dat niet of minder hebben. Dit mechanisme zorgt niet altijd voor positieve gevolgen, aangezien een negatief effect van seksuele selectie bij pauwen is dat hoe groter en opvallender de veren, hoe groter de kans is dat ze worden gezien door roofdieren en dus zeer waarschijnlijk zullen worden opgegeten, maar dit gebeurt alleen in het wild. In gevangenschap zijn er geen roofdieren en zullen dus waarschijnlijk alle pauwen overleven.
Seksuele selectie kan worden opgedeeld in twee modellen, namelijk de strijd tussen de mannetjes en de vrouwelijke partnerkeuze. Eén van die modellen is intraseksuele selectie (strijd). Bij intraseksuele selectie vechten de mannetjes onderling, vaak met behulp van speciale lichaamsdelen als bijvoorbeeld een gewei. Bij de meeste soorten verlopen deze gevechten rustig en raken er weinig individuen gewond, maar bij sommige soorten kan het er ook erg gevaarlijk aan toe gaan en wordt er soms gevochten tot de dood.
Het andere model is interseksuele selectie (partnerkeuzen). Bij interseksuele selectie bepalen de mannetjes niet wie het vrouwtje krijgt, maar kiezen de vrouwtjes zelf tussen alle mannetjes. Bij soorten die interseksuele selectie gebruiken ontwikkelen mannetjes vaak methoden om vrouwtjes te lokken, bijvoorbeeld grote en mooie veren bij pauwen.
Opvallend bij seksuele selectie is dat er hele overdreven eigenschappen worden ontwikkeld, waarvan je zou verwachten dat de natuurlijke selectie ze wel al had weg geselecteerd.
4.3 kunstmatige selectie
Kunstmatige selectie zorgt ervoor dat bepaalde eigenschappen of een combinatie van eigenschappen bewust wordt geselecteerd bij het fokken van dieren of veredelen van planten. Dit begrip werd voor het eerst door Darwin zelf gebruikt omdat hij zag dat veel soorten die zijn gefokt of gekweekt dezelfde eigenschappen hebben die door de mens zijn geselecteerd. De mens selecteert alleen de individuen met de beste eigenschappen om te zorgen dat bij het nageslacht deze eigenschappen steeds vaker voorkomen. Darwin zag kunstmatige selectie als de tegenstander van natuurlijke selectie omdat bij natuurlijke selectie de eigenschappen door de natuur worden gekozen, terwijl bij kunstmatige selectie deze eigenschappen worden uitgekozen door de mens.
4.4 selectiedruk
Selectiedruk is het effect dat de natuurlijke selectie uitoefent op de allelfrequentie binnen een bepaalde populatie. Dit betekent dat hoe slechter de omstandigheden zijn, hoe hoger de selectiedruk is en dus alleen degenen die zich het best aan hebben gepast voortplanten. Hoe beter de omstandigheden, hoe slechter de selectiedruk is en dus planten ook de negatief geëvolueerde soorten zich voor, zo ontstaan er hele extreme vormen van seksuele selectie. Bijvoorbeeld een hert met een gewei van zo’n drie meter spanwijdte, omdat de vrouwtjes grote geweien aantrekkelijk vinden.