– Verkeerde gebruik hersenen.
Er zijn een aantal verschillende gebieden in de hersenen nodig om te kunnen lezen en schrijven. Deze gebieden bevinden zich in de linkerhersenhelft. Deze staan in verbinding om snel een koppeling te kunnen leggen, zodat je iets begrijpt en snapt.
Bij iemand die geen dyslexie heeft worden deze gebieden met elkaar verbonden, er loopt als het ware een soort snelweg tussen de gebieden. Mensen die wel dyslectisch zijn hebben deze verbinding niet, hier wordt het woord alleen maar geanalyseerd. Ook een groot probleem is dat bij mensen met dyslexie de helften van de hersenen verkeerd worden gebruikt. De linkerhersenhelft is verantwoordelijk voor het taalcentra. Veel dyslectische mensen gebruiken hierbij de rechterhelft terwijl die niet hiervoor bedoeld is. Ze gebruiken de linkerhelft wel maar minder dan bij normale mensen.
– Concentratie.
Je hersenstam is erg belangrijk bij het luisteren. Hier worden geluidssignalen verwerkt. Het is automatisch ingesteld dat je alleen luistert naar geluiden die je interessant vindt. Bij dyslectische mensen is dit anders. Zij vinden het moeilijk om deze geluiden te filtreren. Er komt eigenlijk te veel informatie binnen waardoor het moeilijk is te concentreren op de belangrijke informatie.
– Oogbewegingen.
Als je aan het lezen bent maken je ogen aparte bewegingen. Ze springen met kleine schokjes door de tekst, ze blijven wat langer op moeilijke woorden hangen. Kortere woorden zijn van zelfsprekender en aangeleerd om die goed te lezen (automatisme). Kinderen die moeite hebben met lezen maken grovere oogbewegingen waardoor ze regels en/of woorden overslaan. Om de ogen hier bij te trainen heeft niet heel veel nut, er zal geen hele grote verandering plaats vinden.
– Taal.
De taal heeft ook erg veel invloed in de mate van dyslexie. Bijvoorbeeld bij de Engelse taal, zijn er erg veel woorden die op elkaar lijken die je op verschillende manieren kan schrijven. Hier hebben dyslectische mensen veel moeite mee om deze aan te leren. Het aantal dyslectische mensen is in Engeland dan ook het dubbele ten opzichte van de andere landen. In Finland schrijf je de woorden precies zoals je ze hoort, in dit land zijn dus minder dyslectische mensen.
– Hormoon testosteron.
Het hormoon testosteron is erg belangrijk bij de ontwikkeling van een ongeboren baby. In de 25e week wordt het taalcentra in de hersenen gevormd. Hierdoor is testosteron erg belangrijk. Ook blijkt dat jongens 3x keer zoveel kans op dyslexie hebben dan meisjes. Een jongen heeft ook meer testosteron dit kan een rol hier in spelen.
– Basis.
Kinderen die in een goede omgeving hebben geleefd. Is het meestal beter ze hebben meer kennis en is aangeleerd hoe ze met hun probleem moeten omgaan. Mensen die niet een goede omgeving hebben, moeten eerst die basis krijgen.
2. Is dyslexie erfelijk bepaald?
Dyslexie is zeker erfelijk bepaald. Als je ouders het hebben, heb jij ook erg veel kans op dyslexie. Als je één ouder hebt met dyslexie heb je 40% tot 50% kans en als beide ouders dyslectisch zijn heb je 80% kans. Je kunt het ook vaak terug zien in je familie. Bijvoorbeeld je ooms en tantes of broers en zussen. Bij families wordt dit vaak gevold zodat ze dit in de gate kunnen houden.
Als er geen mensen met dyslexie in je familie zijn heb je 3% kans.
3. Wat voor aanpassingen kunnen een leerstoornis verbeteren?
Er worden speciale aanpassingen bedacht voor kinderen met dyslexie, zodat ze zich beter kunnen ontwikkelen en leren omgaan met hun leerstoornis. Vooral aanpassingen in het lezen en spelling. En makkelijkere opdrachten. Bij lezen vooral waar diegene geïnteresseerd in is. En de leerlingen extra tijd geven, zodat ze langer kunnen concentreren op de opdrachten. Meestal hebben kinderen met dyslexie wel de kennis, maar is er een foute connectie in de hersenen. De lettertypen worden groter gemaakt waardoor de ogen minder fouten maken. Bij schrijven worden de typische fouten genegeerd. De foute die iedereen moet weten worden wel fout geteld, waardoor je uiteindelijk toch kan kijken wat zijn of haar niveau is.
Tegenwoordig zijn er steeds meer ICT-hulpmiddelen. Door de software die nu ontwikkeld is, kunnen opdrachten steeds beter gemaakt worden en is het makkelijk om te oefenen.
Vooral bij het schrijven is het erg handig, de kinderen kunnen de woorden typen dit gaat sneller. Als ze de woorden zien kunnen ze het wissen en zien hoe ze het beste staan. Hierdoor hebben ze een betere herkenning van woorden en typen ze de woorden met minder spelfouten dan op papier.
Verschillende software ondersteuningen:
– Voorleessoftware ( tekst- naar- spraak)
– Spellingsoftware ( spellingscontrole, woordspelling)
– Dicteersoftware (spraak- naar- tekst)
– Leerondersteuningsoftware ( Bijvoorbeeld mindmapprogramma’s en samenvattingen maken)
Ook een hulpmiddel die op veel scholen plaats vindt is een spellingskaart. Dit vinden kinderen fijn zo kunnen kinderen kijken wat ze stap voor stap moeten doen. Om al deze stappen te volgen, gaan ze nauwkeurig te werk en maken ze minder fouten.
4. Hoe kom je erachter dat je dyslexie hebt?
Bij vrijwel iedereen die dyslexie heeft, wordt dit vast gesteld op de bassischool. Er zijn verschillende punten waaraan je het kan herkennen. Dit is afhankelijk van de leeftijdscategorie.
Als iemand dyslexie heeft, zal diegene veel oefening nodig hebben om bepaalde dingen van spelling en lezen onder de knie te krijgen.
Hoe eerder je het bij een kind ontdekt, hoe voordeliger het is voor die persoon. Als je het al snel weet, kun extra kunt oefenen. Dit werkt later alleen maar in je voordeel.
Ook iets wat je heel goed kunt merken is de concentratie van dyslexie kinderen. Veel kinderen kunnen zich niet goed bezig houden met de lesstof. Dit gaat zeker ten kostte van hun resultaten. Ze zijn vaak dromerig in de klas.
Op basis van deze kenmerken hebben wij onze onderzoeken gemaakt:
Op kleuterleeftijd kun je dyslexie herkennen aan het is hier nog niet vast te stellen:
• Algemeen zwak taalniveau
• Slecht versjes onthouden
• Slecht kunnen rijmen
• Moeite met aanleren van afspraken
( niet alle kinderen met deze problemen ontwikkelen dyslexie)
Bij de onderbouw van het basisonderwijs is dyslexie te herkennen aan:
• Moeite om verschil te horen tussen klanken
• Lang spellend lezen
• Veel radend lezen
• Klinken door elkaar halen (bv. Dorp en drop)
• Vaak struikelen bij het lezen van moeilijke woorden
• Moeite met het onthouden van uitdrukkingen en gezegdes
Bij de bovenbouw van het basisonderwijs kun je dyslexie herkennen aan:
• Hardop lezen: te traag, spellend lezen, veel woorden raden en faalangst tegen leesbeurten.
• Spelling: spellingsregels slecht onthouden, vaak letterlijk opschrijven wat hij hoort.
• Schrijven: traag schrijftempo en vaak een onleesbaar handschrift.
• Snel benoemen: problemen met het ophalen van namen.
Bij het voortgezet onderwijs kun je dyslexie herkennen aan:
• Moeite hebben om veel nieuwe woorden tegelijk te moeten leren.
• Moeite met vreemde talen hebben. Dit komt omdat de spellingsregels vaak onduidelijk zijn.
• Moeite hebben met het aanbrengen van structuur in het huiswerk.