Bij de oudste cultuurvolk gebeurde verplegen al…

Bij de oudste cultuurvolk gebeurde verplegen al, maar verplegen werd niet verricht door een speciaal aangewezen persoon. Gewoon door naasten als familieleden en stamgenoten. Verpleegkunde bestaat al jaren in een eenvoudige vorm. Verpleegsters vormden in de vroege jaren van het christendom voor het eerst een organisatie, in het oude Rome in de ziekenzorg hielpen adellijke vrouwen in de ziekenzorg. De eerste militaire verpleegkundigen waren actief bij kruistochten, toen orden en ridders voor zieken en gewonden zorgden. Het tijdperk tussen 1600 en 1850 was een donkere periode in de geschiedenis van de verpleegkunde, uit liefdadigheid werden hospitalen gebouwd die vaak slecht opgeleide vrouwen als personeel had, de zorg vond veel thuis plaats en sommige operaties vonden zelfs thuis plaats. De maatschappij had weinig geld over voor de zieken en de hulpen waardoor de zorg in gasthuizen niet erg goed was. De sterfte was zeer groot in een gasthuis. De rijkere mensen gingen nooit naar een hospitaal. Vroeger wisten ze niet hoe ze de ziekte verspreidde, het belang van hygiëne was nog onbekend. In de jaren vijftig van de vorige eeuw veroorzaakte Florence Nightingale een revolutie, zij stichtte in 1860 de eerste opleiding voor verpleegkundigen, de Nightingale Training School for Nurses in Londen.

Deze school legde de nadruk op het voorkomen van ziekten en steun en aandacht voor de patiënten. Leerlingen van deze school reisden naar meerdere delen van de wereld en leidden nieuwe verpleegkundigen op.

Het aantal mannen groeide in de jaren vijftig omdat mannen zich aangetrokken voelde tot verpleegkundigen. Vanaf 1996 werden verpleegsters voortaan verpleegkundigen genoemd. In 1972 startte de eerste middelbare en hogere school opleidingen en in 1977 verscheen de Wet van het diploma van verpleegkundige.

1.2 Inservice-opleiding

Een Inservice-opleiding is een opleiding die binnen een instelling wordt gegeven. De opleiding is bedrijfsgericht en het komt voor dat de opleiding wordt betaald door de werkgever. Een bekende vorm van inservice-onderwijs is die van de verpleging, tot 1997 kon je via een inservice-opleiding ziekenverzorgende of verpleegkundige worden. Dat betekent dat je meteen in dienst ging bij een ziekenhuis of een verpleeghuis. De inservice-opleidingen bestonden uit verschillende categorieën: A-verpleegkundige (ziekenhuis), B-verpleegkundige (psychiatrisch ziekenhuis) en Z-verpleegkundige (zwakke personen/gehandicaptenzorg) en ziekenverzorgende, wat nu Verzorgende-IG heet. Rond de jaren 80 en 90 groeide er kritiek op in de verpleging van de inservice-opleidingen, hun mening was dat het te veel gericht was op de eigen instelling. Verpleegkundigen en verzorgenden moesten breder ingezet worden, sinds 1997 is dat ook mogelijk geworden in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs.

2. Opleiding

Om verpleegkundige te willen worden, moet je wel een opleiding gevolgd hebben. Je hebt verschillende opleidingen binnen het vak verpleegkunde.

2.1 Vooropleiding

Voordat je naar het mbo gaat, zit je eerst nog op het voortgezet onderwijs. Om de opleiding verpleegkundige op het mbo te willen volgen heb je een diploma gehaald op het voortgezet onderwijs. De vooropleiding die je nodig hebt om verpleegkundige te willen doen zijn: VMBO KB, GL of TL, Havo 3 (je hebt dan wel je overgangsbewijs nodig), verzorgende (voor instroom van het 3e jaar).

2.2 BOL/BBL

In het mbo krijg je te maken met BOL (Beroeps Opleidende Leerweg) en BBL (Beroeps Begeleidende Leerweg).

De leerweg BOL is een dagopleiding, waarbij je een hele week naar school gaat. Tijdens deze opleiding doe je praktijkervaring op tijdens het stage lopen. Die stage wordt ook wel het BPV (Beroeps Praktijk Vorming) genoemd. Het verschilt per opleiding hoe vaak je stage moet lopen. Wel moet de BOL opleiding uit tenminste 20% stage bestaan, dat maakt de opleiding wat meer praktijkgericht. Als je het fijner vindt om meer tijd op school door te brengen dan praktijkervaring, is dit een goede keuze om voor te kiezen bij de opleiding verpleegkunde.

Bij de leerweg BBL kies je voor een opleiding, die bestaat uit werken en leren. Tijdens je opleiding werk je 60 tot 80% bij je studie, bij de meeste BBL opleidingen houdt dat in dat je 1 dag per week naar school gaat en de rest van de week werkt bij je leerinstelling. Bij sommige opleidingen is het dat je een paar weken les krijgt op school en dat je na die paar weken een paar maanden gaat werken bij je leerinstelling. Door deze leerweg doe je veel praktijkervaring op en verdien je er ook nog iets bij. Als het je minder lijkt om veel op school te zitten en veel praktijkervaring op te doen is BBL een goede keuze.

2.3 Mbo verpleegkundige

De opleiding verpleegkundige volg je op niveau 4 en je kunt kiezen uit BOL of BBL, dat heeft ook te maken met welke opleiding je kiest. Als je voor BOL kiest, wordt je automatisch ingeschreven op niveau 4. Aan het einde van het jaar wordt er naar je resultaten gekeken en die bepalen of je verder gaat op niveau 3 of 4. De duur van deze opleiding is 4 jaar en je hebt 6400 uur studiebelasting. In deze opleiding werk je aan bepaalde taken, zoals: bieden van zorg en begeleiding op het verpleegkundig gebied en uitvoeren van organisatie en professie gebonden taken.

Je krijgt de vakken Nederlands, Engels en rekenen. Deze tellen ook mee voor je examen. Een opleiding kost geld, de boekenkosten zitten rond de 350 euro en vanaf 18 jaar moet je ook lesgeld betalen.

Maar wat leer je nou eigenlijk allemaal, als je zo’n opleiding volgt? Je leert over verschillende dingen advies, instructies en voorlichting te geven. Je leert hoe je verpleegtechnische handelingen moet uitvoeren en zorgverlening te organiseren en te coördineren. Wat je nog meer leert is preventief handelen, om dingen te voorkomen. Je neemt vooraf maatregelen, verder leer je het bieden van persoonlijke verzorging en het begeleiden van de persoon, die je verzorgt. Binnen je opleiding leer je vele andere dingen, die later van pas komen bij je beroep of je stage.

2.4 Vervolgopleiding

Als je na je mbo opleiding nog verder wilt studeren kan dat natuurlijk ook, zo kun je bijvoorbeeld naar het hbo verpleegkunde gaan, die opleiding duurt dan maximaal 3 jaar.

2.5 Specialistische opleiding

Doordat je op het mbo breed bent opgeleid, kun je in vele andere functies terecht komen. Ik heb verteld dat je een vervolgopleiding kunt volgen, maar naast een opleiding tot hbo verpleegkundige zijn ook andere vervolgopleidingen, die specialistischer zijn. Daarmee bedoel ik: ambulanceverpleegkundige, brandwondenverpleegkundige, dialyse verpleegkundige, intensive care kinderverpleegkundige, maar ook intensive care verpleegkundige en intensive care neonatologie verpleegkundige. Je hebt ook kinderverpleegkundige, medium care verpleegkundige, obstetrie verpleegkundige en oncologie verpleegkundige. Verder heb je nog praktijkondersteuner huisarts, sociaalpsychiatrische verpleegkundige, spoedeisende hulp verpleegkundige en verpleegkundig centralist. Er zijn veel vervolgopleidingen, die je binnen een ziekenhuis kunt volgen. Opleidingen tot: diabetesconsulent, dialyseverpleegkundige, praktijkbegeleider, spoedeisende hulp-verpleegkundige en een ziekenhuishygiënist. Wat ook mogelijk is, is solliciteren naar een leerling-plaats voor een opleiding op hbo-niveau, die opleiding kan ook verkort zijn. Die opleidingen zijn: longfunctieanalist, operatieassistent, technisch oogheelkundig assistent, hartfunctielaborant, laborant KNF, anesthesiemedewerker, laborant radiodiagnostisch of radiotherapeutisch en medisch nucleair werker.

De zieke mensen uit het ziekenhuis hebben vaak speciale verzorging nodig, daarvoor moet je ook een aparte opleiding volgen. Eerst moet je de algemene opleiding tot verpleegkundige gevolgd hebben.

3. Wat moet je kunnen?

Je kunt niet zomaar verpleegkundige worden, je moet wel bepaalde dingen leuk vinden en kunnen. Je hebt verschillende vaardigheden en competenties nodig. Ook weet je niet of verpleegkundige zijn, wel bij jou past.

3.1 Wat zijn belangrijke competenties?

Er zijn een paar competenties die belangrijk zijn bij dit beroep. De meest belangrijke competenties ga ik benoemen:

Samenwerken Je verleent zorg aan zorgvragers, maar dat doe je niet helemaal alleen, je werkt samen met je collega’s en andere hulpverleners. Als zorgvragers andere hulpverleners hebben, zoals een fysiotherapeut of een diëtist. Hieraan besteed je genoeg tijd aan in je opleiding.

Sociale en communicatieve vaardigheden Tijdens je opleiding leer je hoe je dingen het beste kunt zeggen, je doet veel aan je mondeling. Niet alleen voor de zorgvrager en familie, maar ook naar je collega’s toe. Je krijgt les in vaardigheden die je nodig hebt. Overleggen, goed kunnen luisteren naar patiënten, personen geruststellen en vragen durven stellen.

Zelfstandig werken Als je verpleegkundige bent, moet je ook zelfstandig kunnen werken. Je draagt een behoorlijk grote verantwoordelijkheid, want je zorgt voor mensen die niet (of tijdelijk niet), voor zichzelf kunnen zorgen.

Inlevingsvermogen Als verpleegkundige is het belangrijk dat je respect toont voor jou patiënten. Ook interesse tonen in bijvoorbeeld hun wensen en gevoelens. Bij bepaalde gevoelens moet je je kunnen inleven in hun situatie, niet alles moet je je persoonlijk aantrekken. Als je iets meemaakt wat heftig is wordt het werk je snel te zwaar.

3.2 Wat doet een verpleegkundige?/ Afdelingen

Iedere dag wordt een patiënt verzorgd door een verpleegster, die voert dagelijkse taken uit. Als verpleegkundige verschoon je het beddengoed van de patiënten, je wast ze en helpt ze daarnaast ook met douchen en naar de wc gaan. Sommige patiënten kunnen zichzelf niet uit bed krijgen, dus daarbij help je. Je helpt met aankleden bij het aandoen van steunkousen of ’s avonds hun pyjama. Dagelijks zorg je dat de patiënten te eten en drinken hebben dat doe je niet alleen, want je wordt ook geholpen door een voedselassistente.

Wat je ook doet is het controleren van de medicijnen. Je hebt ook kleine taken.

Een verpleegkundige werkt op allerlei verschillende afdelingen, er is een laboratorium. Daar worden verschillende dingen onderzocht zoals bloed of weefsel. Je hebt een kraamafdeling, dat is een afdeling waar baby’s worden geboren en een kinderafdeling, daar liggen kinderen die ziek zijn. De kinderafdeling is ingedeeld op leeftijden van 5 tot en met 15 jaar oud. Ook is er een zuigeling en couveuse afdeling voor alle pasgeboren kinderen onder de 1 jaar. Als een baby zichzelf bijvoorbeeld niet warm kan houden, niet zelf kan drinken of veel te vroeg geboren is, komt een baby in een couveuse terecht. Verder heb je ook nog een röntgen afdeling, daar worden foto’s gemaakt als je misschien wel iets gebroken hebt. Bij elke afdeling horen andere taken.

4. Wisseldiensten

4.1 Werktijden

Alle verpleegkundigen moeten verschillende diensten. Iedere verpleegkundige heeft andere werktijden. Deze werktijden noemen we wisseldiensten, de werktijden bestaan uit: ochtend, middag en nacht. Ze hebben dus geen vaste tijden zoals 8 uur ‘s ochtends tot 18:00 ‘s avonds, want de patiënten hebben dag en nacht verzorging nodig en uiteraard ook in het weekend. s ’Morgens om half 8 begint de werkdag, de verpleegkundige die ’s nachts heeft gewerkt mag dan naar huis toe, maar voordat de verpleegkundige van de nachtdienst naar huis mag, moet die eerst aan zijn collega’s van de dagdienst vertellen wat er allemaal gebeurd is in de nacht. Er kan bijvoorbeeld een opname zijn geweest, of een patiënt had pijn of kon niet slapen, dat soort dingen worden allemaal besproken met de collega’s.

Dat is natuurlijk best lastig om het te onthouden, dus daarom schrijven ze het allemaal op aan het einde van hun dienst, en dat noemen ze een rapportage. Halverwege de middag wordt er weer een rapport geschreven over alle patiënten en de vroege dienst is daarbij ook klaar. Dan begint de late dienst rond half 3 ‘s middags, de avondmaal wordt om 5 uur uitgedeeld en om 9 uur gaan de lichten uit en mogen de patiënten gaan slapen, patiënten slapen ook eerder dan 9 uur als ze gewoon moe zijn. Dan is het tijd voor de nachtdienst en die begint om 11 uur s’ avonds, er wordt ‘s nachts ook gewerkt, want er kan van alles gebeuren.

Als er iemand overlijdt, wordt de familie ingelicht en de verpleegkundige komt dan terecht in een verdrietige situatie. Zo gebeurt er heel veel in een ziekenhuis en daarom wordt er ook gezegd dat het zwaar werk is. Voor patiënten begint de dag weer rond 6 uur. Aan het einde van elke ochtend komt er ook een arts langs, een van de artsen gaat rond bij alle patiënten met een lijst waarop informatie staat over iedere patiënt, zo kan de arts zien of alles is bijgehouden. Ook worden aan het einde van de ochtend de medicijnen uitgedeeld en komt vervolgens de warme maaltijd. In een ziekenhuis is het normaal om tussen de middag een warme maaltijd te eten. Dat doen ze bewust, zodat de patiënten ’s avonds niet met een volle maag hoeven te slapen. Er is in een ziekenhuis ook tijd voor een bezoekuur dus er wordt ook voor gezorgd dat de patiënten worden opgefrist voordat ze bezoek krijgen. Wat in een ziekenhuis ook gebeurt is de temperatuur van een patiënt opmeten.

4.2 Voor en nadelen van het beroep

Al het werk is verdeeld in onregelmatige diensten, dat is wel vervelend en in dit geval noem ik het een nadeel. Als je iets leuks wilt gaan doen is dat lastig vanwege de wisseltijden. Je moet erg goed tegen werkdruk kunnen en het is zeer zwaar werk om te doen.

Er zijn niet alleen nadelen van dit beroep, er zijn ook voordelen. Je helpt zo je medemens en je hebt een beroep wat gewaardeerd wordt, je betekent iets voor je patiënten. Als andere aan het werk zijn ben jij vrij, wat ook wel eens fijn kan zijn. Ook zijn er veel verpleegkundigen nodig, dus zijn er genoeg arbeidsplaatsen. Veel voor of nadelen zijn er niet te noemen, omdat dit toch wel de meeste voor/en nadelen zijn die genoemd worden.

5. Werkvelden

Je bereidt je voor op een werkveld dat jou aanspreekt, dat betekent niet dat je na je opleiding alleen in dat werkveld terecht kunt. Omdat je breed wordt opgeleid kun je in bijna alle zorginstellingen wel terecht, in alle sectoren van de gezondheidszorg zowel binnen een instelling als daarbuiten.

5.1 Waar werk je?

Je hebt verschillende beroepen in het vak van verpleegkundige, je kunt op verschillende plaatsen werken als verpleegkundige. Je kunt zo mensen met een lichamelijke aandoening verplegen en verzorgen in een verpleeghuis of ziekenhuis, ook kunnen het mensen zijn met psychische problemen of een verstandelijke beperking. Je kunt je in de thuiszorg werken als verpleegkundige, dan ga je naar mensen thuis of je werkt bij de GGD (Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst) en geeft verschillende doelgroepen voorlichting. Verder kun je werken in verschillende categorieën van de gezondheidszorg dat zijn de algemene gezondheidszorg, geestelijke gezondheidszorg, jeugdgezondheidszorg en de maatschappelijke gezondheidszorg. Ook is het zelfs mogelijk om als Algemeen Militair Verpleegkundige in het leger te gaan werken met een aanvullende opleiding. Je werkt als verpleegkundige in bedrijfskleding, je draagt een witte broek en een witte blouse.

5.2 Soorten werkplekken

• Werkzaam in een ziekenhuis op verschillende afdelingen

• Werken in de wijk, als wijkverpleegkundige

• Voorlichtende taken op een gezondheidscentrum

• Kraamvrouw, verzorgster of verpleegster in de thuiszorg

• Verpleegster in een verpleeghuis

• Werken in een verzorgingshuis

• Werkzaam in de jeugdzorg als psychiatrisch verpleegkundige

• Werken als verpleegkundige in de gehandicaptenzorg

• Werken in de schoolartsendienst

• Werkzaam bij de RIAGG (Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg

• Werken als woonbegeleider in de gehandicaptenzorg, jeugd, psychiatrie en maatschappelijke zorg

6. Wat wil ik doen?

Verpleegkundige hebben een belangrijk beroep, want zonder verpleegkundigen is er minder goede zorg. Wat ik wil doen binnen de verpleegkunde is op een kinderafdeling werken. Ik weet dat ik kinderverpleegkundige wil worden, omdat ik het erg leuk vind om kinderen te verzorgen. Ik pas ook regelmatig op waar ik heel veel plezier in heb.

6.1 Wat houdt het in?

Kinderverpleegkundige is een specialistische opleiding, wat betekent dat ik eerst de opleiding verpleegkundige moet volgen. Ik moet dus even geduld hebben voordat ik kinderverpleegkundige kan worden. Aan de naam kun je zien dat het te maken heeft met kinderen.

Ik wil kinderverpleegkundige doen, omdat ik het erg leuk vind om met kinderen te werken, naast kinderverpleegkundige vind ik pedagogisch werker ook leuk (heeft ook te maken met kinderen). Als kinderverpleegkundige werk je met verschillende leeftijden, van pasgeboren baby’s tot peuters, kleuters schoolkinderen of pubers. Je moet goed met kinderen kunnen opschieten. Soms werk je met erg zieke kinderen.

Je kunt werken op de kinderafdeling in een academisch ziekenhuis of in een algemeen ziekenhuis. Je verzorgt en verpleegt de kinderen die in het ziekenhuis liggen. Ook kun je zorg voor kinderen geven aan huis. Je werkt veel samen met de ouders omdat de ouders hun kinderen het beste kennen. Kinderen kunnen niet zo goed hun problemen aangeven als volwassenen dat kunnen. Je let goed op de conditie, je assisteert de kinderarts, die een infuus aanlegt en dan is het de taak van de kinderverpleegkundige het infuus in de gaten te houden. Je informeert over de gezondheid en toestand van het kind aan de artsen en je vertelt het kind en zijn ouders wat er allemaal nog moet en gaat gebeuren. Je werkt samen met allerlei anderen deskundigen zoals een pedagogisch werkster, fysiotherapeut, maatschappelijk werkster en psychologen. Omdat je veel samenwerkt heb je een verpleegkundig dossier bij de hand zodat je collega’s ook op de hoogte zijn. Je neemt deel aan het overleg en werkt onder leiding van een leidinggevende. Om het samen te vatten is het in principe hetzelfde als een verpleegkundige maar dan met kinderen.

Leave a Comment

Time limit is exhausted. Please reload the CAPTCHA.