De groep jongeren die op dit moment een leeftijd heeft tussen 12 en 16…

De groep jongeren die op dit moment een leeftijd heeft tussen 12 en 16 jaar oud wordt Generatie Z genoemd. Deze generatie omvat alle jongeren die geboren zijn tussen 1992 en 2010. Zij zijn opgegroeid met internet en social media en kunnen zich geen wereld zonder voorstellen. Social media brengen vele voordelen met zich mee, zo zorgen ze voor een betere maatschappelijke ontwikkeling en vormen ze een platform voor ontelbare mogelijkheden tot zelfexpressie en communicatie. Ondanks deze voordelen brengen social media ook nadelen met zich mee, een daarvan is cyberpesten. Maar liefst zestien procent van de Nederlandse jongeren wordt online gepest, en van de jongeren die zelf niet gepest zijn heeft bijna een derde wel gezien of gemerkt dat een ander kind online gepest werd. Het meeste online pestgedrag vindt plaats op Twitter, Facebook, Whatsapp en MSN. Jongeren zien deze sites ook als vervangend communicatiemiddel en realiseren zich vaak niet dat de hele wereld kan lezen wat zij op hun vaak niet afgeschermde social media pagina’s plaatsen. Pestgedrag kon voorheen sneller gesignaleerd worden door docenten en ouders. Maar de resultaten van dit onderzoek laten zien dat de ‘klassieke’ pestvormen zoals buitensluiten, uitschelden, roddelen en negeren zich verplaatst hebben naar het internet. Daarbij zijn er heftigere nieuwe vormen van pesten bijgekomen zoals het aanmaken van haatprofielen en het verspreiden van bangalijsten of blootfoto’s. Allemaal vormen waar ouders en docenten minder zicht op hebben en die vaak ernstige, langdurige gevolgen kunnen hebben vanwege de vele online toeschouwers.

Om te starten moet er duidelijk vermeld worden dat er geen eenduidige definitie bestaat voor cyberpesten. Daarnaast komt dit fenomeen voor in verschillende vormen. ‘Cyber’ verwijst naar het online gedeelte. ‘Bullying’ is, letterlijk vertaald van het Engels naar het Nederlands, ‘pesten’. Wanneer we kijken naar de wetenschappelijke definities, zien we dat pesten omschreven wordt als gedrag waarbij de dader gedrag stelt om het slachtoffer opzettelijk te kwetsen, fysiek of psychologisch te schaden.
De gevolgen van pesten op psychologisch en emotioneel vlak gelijken sterk op de gevolgen van traditioneel pesten. Deze gevolgen worden besproken in de resultaten. Er zijn duidelijk verschillen tussen online en traditioneel pesten. Enkele voorbeelden hiervan zijn: cyberpesten kan anoniem en is hierdoor laagdrempeliger. Het gebeurt vanop afstand. Zo is het veelal moeilijk de dader en eventueel betrokkenen op te sporen, omdat de identiteit van de dader(s) vaak niet bekend is. Bij traditioneel pesten zijn de omstaanders minder duidelijk en kan moeilijk worden nagegaan wie er iets mee te maken heeft en wie niet. Daarbij is het bij online pesten wel makkelijker om bewijsmateriaal te vinden om aan te tonen dat cyberpesten plaatsvindt. Bij traditioneel pesten stopt het pesten op zich wanneer het rechtstreeks contact stopt (bij het eindigen van de schooldag bij jongeren). Online kunnen pesters binnendringen tot het leven van de slachtoffers, waarbij vaak de veilige omgeving ook geschaad wordt. De kenmerken van macht, herhaling, intentie en schade zijn vergelijkbaar met ‘traditioneel pesten’. Pesten in het algemeen heeft een sterke relationele kern. Het be”nvloed, brengt schade aan en cre”ert relaties.
Cyberpesten is een logisch gevolg van de uitbreiding van de technologie en de toegang tot informatie ten alle tijden en wereldwijd. Hoe meer de technologie zich heeft ontwikkeld, hoe meer cyberpesten is toegenomen.
Zoals eerder aangegeven is er geen eenduidige definitie van cyberpesten. Toch wordt er steeds een duidelijker beeld gevormd van welke elementen zeker moeten worden opgenomen. Er wordt veel onderzoek naar gedaan. Volgens Rigby (1996) kan pesten worden gedefinieerd als ‘herhaalde onderdrukking, psychisch of fysiek, van een hierin minder krachtige persoon door een krachtigere persoon of groep van personen’ . Deze definitie is ”n van de meest gebruikte als er gesproken wordt over traditioneel pesten. Nog een populaire definitie is die van Dan Olweus (1993): ‘Een persoon wordt gepest of getreiterd als hij of zij herhaaldelijk en langdurig blootstaat aan negatieve handelingen verricht door ”n of meer andere personen’ . Volgens Westerveld (2000) is pesten een sociaal-psychologisch verschijnsel dat niet weg te denken is van een groep. Zonder groep zal de pester het slachtoffer niet pesten. De groepen zijn veelal klein en de leden zijn voor een langdurige tijd bij elkaar, bijvoorbeeld op school (Goossens, Vermande en Van der Meulen, 2012). Er is een dader, een slachtoffer en de rest van de groep. De rest van de groep kan meepesten of toekijken. Zo is pestgedrag vaak niet los te bekijken van de groep (Rigby, 2008).
Zo stellen Goossens et al. dat er steeds een aantal kenmerken herhaaldelijk terugkomen in verschillende definities. ‘Pesten is een vorm van een zich herhalende intimidatie of aanval, waarbij de dader machtiger is dan het slachtoffer en de dader het slachtoffer bewust pijn doet, zonder dat het slachtoffer dat uitlokt, om op die manier iets te bereiken, zoals macht.’ (Goossens et al., 2000) .
Cijfers
Wanneer we het HBSC-onderzoek bij 34.500 jongeren van 11 tot 18 jaar, van Anne Hublet aan de Universiteit van Gent (2010) bekijken, zien we dat 24,5% van deze groep ervaringen heeft met pesten. 7% van deze jongeren stelt effectief pestgedrag, stelt zich dus in de rol van dader en 5,5% wordt wekelijks minimaal ”n keer gepest. 3,2% wordt meermaals per week gepest. Tijdens deze studie ging het over traditioneel pesten . DICA deed onderzoek naar cyberpesten. Zijn kwamen tot de vaststellingen dat 11,1% van de jongeren van 9 tot 16 jaar het laatste half jaar minstens ”n maal slachtoffer werd van cyberpesten. Evenveel jongeren gaven aan zelf gepest te hebben. 35,3% was in de afgelopen zes maanden toeschouwer geweest van het fenomeen. Er is een piek van cyberpesten tussen 11 en 13 jaar. Meisjes zijn vaker slachtoffer (14,1%) ten opzichte van de jongens (8,1%). Jongens plaatsen zichzelf dan weer vaker in de rol van dader (12,4%) ten opzichte van de meisjes (9,9%).
De piek van cyberpesten ligt tussen 11 en 13 jaar. De slachtoffers zijn 8,1% vrouwelijk en 14,1% mannelijk: 14,1% volgens dit onderzoek. De daders zijn 9,9% vrouwelijk en 12,4% mannelijk.
65,3% van CP-slachtoffers is ook slachtoffer van ‘traditioneel pesten’
Ook zien we een duidelijk verschil tussen ASO, TSO en BSO. De cijfers van daders binnen BSO (25,2%) liggen significant hoger dan de cijfers in TSO (16,3%) en nog hoger dan in ASO (8,3%). Ook slachtoffers komen meer voor in BSO (12,2%) en TSO (10,6%) dan in ASO (9,3%), maar dit verschil is veel kleiner .
Het eerste onderzoek naar cyberpesten in Vlaanderen verscheen in 2006. Het werd uitgevoerd door onderzoekers van de Universiteit Antwerpen, op vraag van het ViWTA (in opdracht van de Commissie voor Cultuur, Jeugd, Media en Sport van het Vlaams Parlement). Sindsdien verschenen vijf onderzoeken waarin cyberpesten werd bevraagd bij een representatief staal van de Vlaamse (of Belgische) jongeren (zie appendix). Internationaal verschenen de eerste studies naar cyberpesten in 2004 [1][2]. Intussen werden meer dan 130 studies over cyberpesten gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften. Naar aanleiding van het ‘Friendly ATTAC’ project (IWT-SBO), geven we een stand van zaken in het wetenschappelijk onderzoek naar cyberpesten. Waar mogelijk, vermelden we de cijfers van het recentste onderzoek naar cyberpesten in Vlaanderen. Deze cijfers zijn afkomstig uit het BOF-NOI onderzoeksproject ‘DICA’ (Developmental Issues in Cyberbullying amongst Adolescents), dat momenteel loopt aan de universiteit Antwerpen. In dit project (2010-2014) worden meer dan tweeduizend jongeren van het vijfde leerjaar tot het vierde middelbaar in totaal vier keer (2 keer per schooljaar) bevraagd naar hun ervaring met cyberpesten. De cijfers die in dit document vermeld worden, werden verzame

Leave a Comment

Time limit is exhausted. Please reload the CAPTCHA.