Greven, Letschert (2006) stellen in het Kerndoelenboek Primair Onderwijs dat een van de functies van onderwijs is, de leerlingen zo goed mogelijk voor te bereiden op participatie in de samenleving. De samenleving verandert echter en dit vraagt om nieuwe vaardigheden van de leerlingen. Een van deze vaardigheden is goed kunnen samenwerken (Oostdam, Peetsma, Blok, 2007).

Coöperatief leren (CL) is één van de manieren om onderwijs op maat te bieden. CL houdt meer in dan leren samenwerken of leerlingen in groepen plaatsen met een opdracht. Cohen zoals geciteerd in Oortwijn, Boekaerts, Vedder, (2005), omschrijft CL als:

een proces, waarin leerlingen samenwerken in een groep van een dusdanige grootte dat iedereen hierin kan participeren. De leerlingen werken samen aan een duidelijk omschreven collectieve taak, die de leerlingen zelfstandig en onafhankelijk van de leerkracht kunnen uitvoeren en waar een beroep gedaan wordt op het zelfregulerend vermogen van leerlingen. (p. 17)

In deze omschrijving benoemt Cohen (1994) een aantal voorwaarden om CL succesvol te kunnen laten zijn. Belangrijk is dat de leerlingen individueel verantwoordelijk zijn en dat ze eveneens afhankelijk zijn van elkaar (Ebbens & Ettekoven, 2009). Door het werken aan en met groepsdoelen voelen de leerlingen zich niet alleen verantwoordelijk voor hun eigen leren, maar ook voor dat van hun groepsgenoten. Deze positieve wederzijdse afhankelijkheid houdt in dat de leerlingen bereid moeten zijn onderling kennis te delen en elkaar te helpen (Ebbens & Ettekoven, 2009). Het samenwerken vereist een actieve interactie (Oostdam et al., 2007, Fawcett & Garton, 2005). Door samen te werken communiceren de leerlingen direct. Deze interactie zorgt ervoor dat de leerlingen de informatie beter onthouden (Van Boxtel, 2000), de informatie beter aansluit aan de eigen voorkennis (Mitchell, 2014) en leerlingen sneller leerstrategieën van elkaar overnemen (Johnston, 2012). Het leren verloopt hierdoor niet alleen sneller en beter, er ontstaat eveneens meer betrokkenheid en wordt de intrinsieke motivatie gestimuleerd (Oostdam et al., 2007). Dit vindt eveneens plaats door het synergetisch effect: “door samen te werken kunnen leerlingen vaak tot een resultaat komen dat groter is, dan waartoe ze individueel in staat zijn of dan de som van hun individuele inspanningen zijn” (Mitchell, 2014).

Belangrijk is dat de leerkracht samen met de leerlingen het groepsproces evalueert (Ebbens & Ettekoven, 2009). Effectieve samenwerking vraagt om (aan te leren) samenwerkingsvaardigheden van de leerlingen (Johnson & Johnson, 2009). Bij deze vaardigheden is volgens Van der Meché (2009), zowel coöperatief gedrag als pro-sociaal gedrag van belang. Coöperatief gedrag bestaat uit vaardigheden als voorstellen doen, overleggen en beslissen. Pro-sociaal gedrag bestaat uit vaardigheden als elkaar leren kennen, elkaar helpen en vrienden maken. Al deze vaardigheden, kunnen de leerlingen zich eigen maken door ondersteuning van de leerkracht. Bepalend hierbij is de frequentie en de kwaliteit van de sturing c.q. begeleiding van de leerkracht tijdens het samenwerken (Oortwijn et al., 2005). De feedback die de leerkracht hierbij geeft moet direct, gericht, specifiek, positief en stimulerend zijn (Hattie, 2014).

De groepsgrootte, samenstelling, frequentie en een goed pedagogisch klimaat hebben eveneens effect op het succes van CL. Volgens Veenman (2001) verdient het werken met heterogene groepen de voorkeur. In groepen die samengesteld zijn uit leerlingen met verschillende sekse, achtergronden, vaardigheden en interesses komen de leerlingen in aanraking met verschillende zienswijzen en aanpakken voor problemen. Positieve effecten treden alleen op als leerlingen langere tijd, minimaal zes weken (Grijpma, 2009), in dezelfde groep samenwerken, het samenwerken in tweetallen of zo klein mogelijke groepen plaatsvindt en dit samenwerken minstens één uur per week gebeurt (Johnston, 2012). Binnen een goed pedagogisch klimaat vindt er positieve interactie tussen leerlingen plaats. Deze positieve interactie zorgt ervoor dat er meer zelfvertrouwen bij de leerlingen ontstaat. Door dit zelfvertrouwen zal de leerling sneller geneigd zijn om een positiever beeld van zichzelf en anderen te hebben (Grijpma, 2009). Bovendien verbeteren de interpersoonlijke relaties van de leerlingen door bewust oefenen van de sociale en communicatieve vaardigheden (Johnson & Johnson, 2009, Tsay, Brady, 2010).

2.1. Leerlingen van 6-8 jaar hebben de vaardigheden om coöperatief te kunnen werken

Volgens Van der Meché (2009) achten leerlingen van 6-8 jaar zichzelf in grote mate in staat tot samenwerken. Uit haar onderzoek blijkt dat er bij CL in deze leeftijd nauwelijks verschillen bestaan in sekse en etniciteit. Ook concludeert zij dat leerlingen op ongeveer zesjarige leeftijd over vaardigheden voor een goede interactie (coöperatief gedrag) beschikken en dat leerlingen op zesjarige leeftijd de emoties bij zichzelf en anderen begrijpen, dat ze meerdere emoties tegelijkertijd herkennen alsmede de manieren om een emotie te reguleren (pro-sociaal gedrag). De benodigde samenwerkingsvaardigheden zijn dus aanwezig. Leerlingen van 6-8 jaar zijn zich echter nog niet bewust van de groepsverantwoordelijkheid.

2.2. Samenvatting

Leerlingen in de leeftijd van 6-8 jaar hebben voldoende coöperatieve- en sociale vaardigheden om te kunnen samenwerken. Regelmatig samenwerken in tweetallen of in kleine groepen verdient de voorkeur, waarbij de leerkracht rekening moet houden dat de leerlingen, nog niet in staat zijn om verantwoording voor de groep te nemen en bij het kiezen van de groep, er goede actieve interactie kan plaatsvinden tussen de leerlingen.

Omdat niet alle leerlingen goed gedijen bij CL (Oostdam et al., 2007) verdient het de voorkeur om een balans te vinden tussen CL, onderlinge competitie en individueel leren. Hierdoor wordt er rekening gehouden met de verschillen tussen de leerlingen (Johnson & Johnson, 2009). Door een goede afwisseling vullen oppervlakkig- en diep leren elkaar aan (Hattie, 2014) en komt het onderwijs tegemoet aan de behoeftes van alle leerlingen (Förrer et al., 2004).

Leave a Comment

Time limit is exhausted. Please reload the CAPTCHA.